Naar het einde van de wereld
Excursie Punt van Reide, zaterdag 8 november
Misschien had het te maken met het feit dat de excursie bij uitzondering plaatsvond op zaterdag, een dag dat veel mensen dringende andere bezigheden schijnen te hebben. Misschien kwam het door de mist die heel Noord-Nederland bedekte. Maar het kan ook aan de afgelegen plek van onze bestemming gelegen hebben dat slechts zeven personen zich om half elf verzamelden bij de Reidehoeve, het bezoekerscentrum van Het Groninger Landschap aan de rand van de Polder Breebaart en vlak bij de Punt van Reide.
Die Punt was ons doelwit vandaag, althans een klein stukje aan de voet ervan (de zuidwestkant), want de eigenlijke Punt is niet vrij toegankelijk. Het door ons bezochte terreintje bestond uit een stuk dijk, een strekdam en een letterlijk en figuurlijk marginaal stukje kwelder. Niet de meest voor de hand liggende plek om naar paddenstoelen te zoeken, zullen veel mensen denken. En er is dan ook inderdaad nog maar heel weinig naar paddenstoelen gekeken. Maar wie dat wel heeft gedaan is Grishja van der Veer, die er meteen een heel aantal bijzondere soorten ontdekte. Hij was onze gids vandaag. De excursie zou vorig jaar al hebben plaatsgevonden, ware het niet dat een paar dagen daarvoor een zeldzame sneeuwbui de plaatselijke mycoflora in ondefinieerbare drab veranderde. Nu ging ie dus in de herkansing.
Waren we toen te laat, nu leek het er in het begin op dat we misschien te vroeg in het seizoen waren. Grishja begon zich al uitgebreid te verontschuldigen voor het ontbreken van de zeldzame soorten die hij ons in het vooruitzicht had gesteld. Dat zou later aardig goed komen, maar ook in die beginfase waren de meesten best tevreden met wat hun werd voorgeschoteld: talloze trechterzwammen (Bleke veld-, Giftige weide- en Mesttrechterzwam), talloze exemplaren van Bruinsnedemycena, Bleekgele mycena, Duinmosklokje, Bruine satijnzwam en Mestkaalkopje, meerdere exemplaren van het Klein mestplooirokje en een mooie Witsteelstropharia.
Dit alles in een sfeervol mistig decor dat het einde-van-de-wereldgevoel versterkte. Onder normale omstandigheden krijgt dat gevoel hier weinig kans, want dan zie je op hemelsbreed nog geen vier kilometer aan de overkant van de Eems het industriegebied van het Duitse Emden liggen. Doordat er geen wind stond was de gevoelstemperatuur best aangenaam – en dat is vaak héél anders, weet ik uit ondervinding, want ik kom geregeld in dit gebied om vogels te tellen. En dankzij de mist kwamen we geen mens tegen en was het weldadig stil, terwijl het hier anders in het weekend meestal een drukte van jewelste is (hoezo einde van de wereld?). De enige geluiden waren het geblaf en vleugelgeroffel van groepen Brandganzen en het schelle fluitje van een IJsvogel, die we ook zagen aan de rand van het water.
De eerste echt leuke soort die we tegenkwamen was de door Grishja al aangekondigde Roetkleurige schijntrechterzwam (Pseudoclitocybe expallens (BE). Van bovenaf kun je hem gemakkelijk aanzien voor een Bruine satijnzwam (Entoloma sericium), maar de trechtervormig aflopende plaatjes logenstraffen die eerste indruk. Het is een echte kustsoort, die vooral in het Hollandse duingebied wordt gevonden.
Hugo kwam enthousiast aanzetten met de eerste Gesteelde stuifbal (Tulostoma brumale): hij kende die van plaatjes, maar zag er nu voor het eerst een in het echt. Daarin was hij niet de enige. We vonden er nog verscheidene, in uiteenlopende stadia.
Op de lunchplek aan het eind van de strekdam vielen de aardtongen al meteen op (determinatie achteraf onder de microscoop van Grishja wees uit dat het de Slanke aardtong betrof (Geoglossum umbratile (KW)). Het duurde een poos voor we ontdekten dat er pal voor en tussen onze voeten nog meer fraais te zien was. Cees ging maar eens ruiken aan een donker grijsbruin paddenstoeltje en jawel: het was de Stinkende wasplaat (Camarophyllopsis foetens (BE). Er pal naast bleken Grijze knotszwammen (Clavaria daulnoyi) te staan, ook al geen alledaagse verschijning. Intussen vond Richard een paar soorten waar hij al een tijdje naarstig naar op zoek was: het Slijkgrasmoederkoren (Claviceps purpureum var. spartinae) op een aar van Engels slijkgras en het Knophaarschelpje ((Cellypha goldbachii) op halfvergane stengels van Helm. Misschien wel de verrassing van de dag kwam na de lunchpauze van een trechtertje op de bemoste stenen van de dijk. Het bleek bij microscopische controle te gaan om het Muurtrechtertje (Omphalina rickenii), zeldzaam, ernstig bedreigd en in de wijde omgeving nooit eerder gevonden.
In de categorie ‘klein spul’ werd nog meer gevonden – vooral op mest – en voornamelijk door Richard meegenomen voor nader onderzoek, wat nog veel soorten aan het dagtotaal (ruim 60) toevoegde. Daaronder een paar soorten die de deelnemers zich nog uit het veld zullen herinneren, zoals het Roze mestschijfje (Iodophanus carneus), dat als zeldzaam te boek staat en op de Rode Lijst is opgenomen als ‘kwetsbaar’, en de Kleine korrelinktzwam (Coprinopsis stercorea), wat minder zeldzaam maar eveneens ‘kwetsbaar’.
De terugweg over het verharde pad door de Breebaart verliep zonder verdere speciale ontdekkingen. Na afloop lieten de twee Rôners (Cees en ondergetekende) en excursieleider Grishja zich de koffie in het bezoekerscentrum goed smaken. De rest was al naar huis.
Henk van den Brink
Spitse vlekplaat, foto: Tineke Schwab
Henk onderzoekt, foto: Tineke Schwab
Dooiergele mestzwam, ouder exemplaar, foto: Tineke Schwab
Dooiergele mestzwam, jong, foto: Tineke Schwab
Papegaaizwammetje, foto: Tineke Schwab
Duinwasplaat, foto: Cees Koelewijn
Algemene oranje roest, foto: Tineke Schwab
Speuren in de mist, foto: Cees Koelewijn