Noordlaarderbosch
26 september: Droog, droger, ……
Er was een week eerder (te) weinig regen gevallen, waarna het opnieuw (uit)drogend weer is geworden. Pas in de loop van de volgende week (op 3 oktober) werd regen van enige importantie verwacht. Enigszins bevreesd keek ik dan ook uit naar wat we in het gebied ’De Vijftig Bunder’ zouden aantreffen. Op de verzamelplek bleek dat het sprokkelwerk zou worden, op zoek naar vaak al verschrompelde paddenstoelen. Het open deel daar bestaat voornamelijk uit vrij jonge begraasde heide dat de oude heide – naar het lijkt – door gefaseerd afplaggen totaal heeft vervangen.
We troffen er enkele mestzwammetjes die je daar kunt verwachten: o.a. het zeer algemene Oranje mestzwammetje (Cheilymenia granulata) op vlaaien en het Mestkaalkopje (Deconica coprophila) op het wat vastere werk. Een aardige vondst, bleek later (mic.), was de Rondsporige heidesatijnzwam (Entoloma defibulatum (GE)) en een afwijkend gekleurd trechtertje bleek het Gewoon veentrechtertje (Lichenomphalia ericetorum (of L. umbelliferum? (BE)) te zijn. Dat is een zeldzame soort die in associatie leeft met algen, iets dat goed is te zien op een foto van Nico Dam in de Verspreidingsatlas.
In de randzones van de heide trok een vrij forse, geelgekleurde zwam de aandacht. ’Dankzij’ de droogte had hij een glanzende, ietwat leerachtige hoedhuid. Het was even zoeken naar de boom die erbij hoorde en die stond pakweg een tiental meters verderop: een Japanse lork (Larix kaempferi). Het was dus een Gele ringboleet (Suillus grevillei) waarmee we hadden te maken. Mooi om te zien waren de vele exemplaren van de Grote parasolzwam (Macrolepiota procera) die we op meerdere plekken om ons heen zagen. Het verleidde enkele deelnemers ertoe hoog op te geven over de culinaire aspecten van deze zwam. Dat wordt bevestigd in de veldgids van Ewald Gerhardt, dat rept over: ”een voortreffelijke consumptiepaddenstoel” en adviseert de hoed als een schnitzel te bakken (de steel is taai). Wel met de opmerking dat sommigen er allergisch op kunnen reageren...
Nadat we ons hadden verplaatst naar het iets verderop liggende Noordlaarderbosch werd er eerst geluncht en was er een hoop gedoe vanwege een lekke fietsband… Ria Ippen kent het bos op haar duimpje (ter plaatse woonachtig) en inventariseert een deel van het bos i.h.k.v. het Meetnetproject. Zij mocht voor ons een route plannen in het andere (zuidelijke) deel van het bos. Hier ging ’het sprokkelwerk’ verder, hoewel er best redelijk veel soorten stonden, zei het in lage aantallen. Maar het stond er door de beschutting van het bos wel een stuk fleuriger bij dan ’s ochtends. Op het lijstje kwamen uiteindelijk toch nog zo'n 115 soorten. Daarbij waren de nodige russula’s die soms voor de nodige hoofdbrekens zorgde. Bij veel soorten draait het dan al gauw uit op een ’eselletje’ (s.l.). Dat was niet nodig bij enkele groene uitvoeringen van de Regenboogrussula, want die kennen we als Russula cyanoxantha var. peltereaui.
Eén van de mooiere soorten die we tegenkwamen was zonder meer de Goudvinkzwam (Pholiota astragalina (KW)). Ria herinnerde hem van het vorige seizoen toen hij op dezelfde plek stond te pronken. Wellicht bevat het substraat nog voldoende voedsel en vertoont hij ’zijn kunstje’ hier nóg enkele jaren. Bij een Kleine bloedsteelmycena (Mycena sanguinolenta (GE)) werd voorwaar even gedacht dat het de Stinkende roodsnedemycena (M. capillaripes) was, maar die heeft geen bloedende steel. Enige verwarring was er ook toen afgevallen hulstbladeren werden geïnspecteerd en we meenden het Hulstbladstipje (Guignardia philoprina) te ontwaren. Dat moest later worden herroepen, want nadere controle wees uit dat het een Hulstschoteltje (Phacidium multivalve) betrof. Die is wat groter (pakweg 2 om 1 mm) dan het Hulstdekselbekertje (Trochila ilicina), die dan wel weer bredere sporen heeft.
De laatste die op het lijstje belandde was de Hanenkam (Cantharellus cibarius (GE)), een smakelijke soort die ik persoonlijk prefereer boven de eerder genoemde schnitzels van de Grote parasolzwam. Er is een tijd geweest dat ze een stuk algemener voorkwamen en je er nog een redelijk maaltje van bijeen kon rapen, maar dat is alweer lang geleden.
Cees Koelewijn, coördinator
Hulstschoteltje, foto Cees Koelewijn
Kleine bruine bekerzwam, foto: Ria Ippen
Krentenpapspinragschijfje, foto: Hans Post
Goudvinkzwam, foto: Ria Ippen
Gewone wimperzwam, foto: Ria Ippen
Roestkleurige borstelzwam, foto: Hans Post
Eikelbekertje, foto: Hans Post
Fraaisteelmycena, foto: Hans Post
Grote bloedsteelmycena, foto: Hans Post