Alteveer – De Heideborch  (24/10)

 

Alteveer…, waar ligt dat ook alweer. Inwoners van Roden weten dat het iets zuidelijker ligt, tegenover Roderesch, maar er zullen meer mensen zijn die aan Groningen denken, de provincie waarin dat andere buurtschap Alteveer ligt. Dat laatste is dan vooral het gevolg geweest van een ernstig ongeluk dat recent plaatsvond. Als plek is Alteveer (…) bij Roden wel zo aantrekkelijk om te wonen dan dat andere Alteveer bij Stadskanaal, want hier tref je veelal mooie (verbouwde) woningen in een kleinschalig landschap in een groene omgeving.

 

De Heideborch schiet er qua formaat bovenuit, maar gaat helemaal op in die groene omgeving. Dat begint al bij de poort: geen statige (geasfalteerde) oprijlaan, maar een beklinkerde entree, omzoomd door de oorspronkelijke beplanting die bij de aanleg zoveel mogelijk gespaard is gebleven. Overigens kent De Heideborch nog geen rijke historie en was er weinig bekend over het voorkomen van paddenstoelen op dit perceel. Eén vondst staat me wel bij en dat was toen de bewoner, S. van der Heide, een opvallende oranje paddenstoel op zijn terrein meldde: de Grote oranje bekerzwam (Aleuria aurantia).

 

De bewoners waren op deze winderige, koude, regenachtige dag afwezig en dus konden de auto’s kriskras voor hun onderkomen worden geparkeerd. Dat is op een omheinde privéterrein waarbuiten een openbaar landgoedgedeelte ligt. Bomen genoeg op het terrein, maar schraal was het er bepaald niet en dan weet je wat je krijgt. Het aantal soorten was er gering (60) en gezien het verrijkte milieu dus ietwat voorspelbaar wat we zouden vinden. Het leidde er zelfs toe dat Henk van den Brink later alsnog de Zwartgroene melkzwam (Lactarius necator) meldde, omdat het misschien het enige exemplaar was die er stond. Dat klopte, maar dat was een ander niet ontgaan. Naast deze soort kwamen slechts twee andere melkzwammen, 4 russula’s en nog een paar andere symbionten op de lijst.

 

Een opvallende soort daarbij was een Bruine ringboleet (Suillus luteus (GE)) die door Ria Ippen bij een enkel, spontaan ontwikkeld jong dennetje (Pinus) was ontdekt, waarvan het een begeleidende soort is. Hij komt algemeen voor op de zandgronden (het pleistoceen en in het Duindistrict). Dat GE is vanwege de gevoeligheid voor verzuring, vermesting en verdroging. Het was daarmee wel de enige soort van de Rode Lijst.

 

Bij de saprotroof levende soorten was een Oranje oesterzwam (Phyllotopsis nidulans) zonder meer de mooiste. Voor 1990 nog onbekend in Nederland, maar die heeft een stormachtige ontwikkeling gekend en is tegenwoordig een algemene verschijning (in ruim 500 atlasblokken), en overwegend op het pleistoceen wordt gevonden. Op de Waddeneilanden is hij alleen van Schiermonnikoog bekend en op de Grunneger klei is hij met één stip vertegenwoordigd.

 

De bosschages worden omgeven door veel groen gras dat met enige regelmaat wordt gemaaid. Mooier (voor ons) was het geweest wanneer het een door schapen begraast heideterrein was geweest dat bovendien meer had gepast bij de naam Heideborch. Vanwege het licht golvende landschap heeft het daar meer de allure van een golfterrein. Op enkele schrale plekjes na, waar de meest algemene trechtertjes groeiden (Rickenella fibula en R. swartzii), werd zowaar nog een Rupsendoder (Cordyceps militaris) gevonden. En het Groot mosklokje (Galerina clavata) kwam daar ook op de rijkere gedeelten vrij veel voor. Bij onze verkenning werden we daar door hevige regenval overvallen en konden het tamelijk onbezwaard achter ons laten liggen voor wat het waard was.

 

Het slottafereel vond plaats bij de voornoemde entree van De Heideborch. Dat leverde nog zo het een en ander op en het meest bijzondere waren twee piepkleine, bruine paddenstoeltjes die me door Carolien van Bruggen werden aangereikt. Gezien hun uiterlijk concludeerde ik dat het mycena’s moesten zijn, maar welke…? Ze kwamen me wel bekend voor en dat leidde er alras toe dat de naam Mycena atropapillata eruit rolde die beschreven staat in Fungi of Northern Europe – vol. 5 van Aronson en Læssøe over The genus Mycena s.l.. Maar dat is een soort van de zeereep (van stuivend zand) en dat staat wel in schril contrast met het milieu op De Heideborch. Voor nader onderzoek is materiaal overhandigd aan Roeland Enzlin die me attendeerde op een artikel dat Leo Jalink over deze soort schreef: https://edepot.wur.nl/546660  We wachten nu de bevindingen van Roeland af.

Lieverderbosch

 

Voor de middagsessie verplaatsten we ons naar Lieveren waar we eindelijk weer eens het Lieverderbosch bezochten. Ook hier had de herfst zich duidelijk laten gelden en was het er bezaaid met een flink pak afgevallen blad. Dat is nadelig voor de kleintjes, maar grotere soorten hebben er minder last van, maar vanwege de overvloedige buien waren de vruchtlichamen veelal zo doorweekt dat ze papperig aanvoelden. Volop Nevelzwammen (Clitocybe nebularis) stonden er en op diverse plekken vonden we de Fijnplaatrussula (Russula densifolia) waarvan het vruchtvlees bij het doorsnijden spoedig rood verkleurt. De vondst van de dag betrof enkele Violette gordijnzwammen (Cortinarius violaceus) die we met de werkgroep pakweg 10 jaar eerder in het Natuurschoonbos hadden gezien en daarna nooit weer. Dan is het bijzonder te noemen dat we hem een week later alweer tegenkwamen in De Kleibosch.

 

 

Cees Koelewijn, coördinator

Klik op de foto voor een vergroting

Verzamelpunt, foto: Hans Post

Bruine ringboleet, foto: Ria Ippen

Oranje oesterzwam, foto: CK

Mycena atropapillata ?, foto: Carolien van Bruggen

Fijnplaatrussula, foto: Wil Folkers

Violette gordijnzwam, foto: Cees Koelewijn

Bruine ringboleet, foto: Ria Ippen

Pijpknotszwam, foto: Wil Folkers

Peperboleet, foto: Tineke Schwaab

Botercollybia donkere vorm, foto: Hans Post

Gepluimde spanner, foto: Hans Post

Gewoon judasoor, foto: Hans Post

Sombere honingzwam, foto: Hans Post

Geschubde inktzwam, foto: Geertje Geertsma

Okerknolcollybia, foto: Tineke Schwaab