Landgoed Nienoord, 10 november

 

Er is een tijd geweest dat je met een blij voorgevoel Nienoord bezocht. Dat was toen in het eerste deel van de Nienoordslaan majestueuze beuken nog gezichtsbepalend waren. Fraaie en bijzondere paddenstoelen kon je daar treffen, maar ook verderop, in een gave beukenlaan kon je die vinden. Door wanbeleid verdween al dit fraais, op het noordelijke deel richting Midwolde vanaf het watertje De Groeve na. De nieuw aangeplante beuken staan alweer een tijdje en zullen langzaamaan  de nodige mycorrhizasoorten herbergen, maar die kwamen we vandaag daar niet tegen.

 

Mooie bomen staan er trouwens nog genoeg op Nienoord. Zelfs zeer grote, oudere bomen (beuk en eik), maar die staan in en langs de bosvakken van dit drukbezochte landgoed. Daar zochten we dus onze heil waarbij we eerst nog de nodige buien moesten trotseren, maar dat duurde gelukkig niet al te lang waarna we een redelijk droge middag beleefden. Opvallend waren de grote aantallen van de Bitterzoete melkzwam (Lactarius subdulcis) die we bij de beuken vonden. Er waren wel meer symbionten te vinden, maar in deze tijd overheersen de saprotrofe soorten, vooral mycena’s. Eén van de mooiere vertegenwoordigers van dit geslacht, de naam zegt het al, is de Fraaisteelmycena, die we op meerdere plekken tegenkwamen. Wel met de aantekening dat de sjeu er bij de meeste al een beetje van af was, maar Harry kwam nog een mooi groepje tegen. Deze soort manifesteert zich uitsluitend op oude, dode eiken. Dat is ook de reden dat je ze voornamelijk in de pleistocene gebieden tegenkomt.

 

Uiteraard hoop je tijdens een excursie een paar bijzondere soorten tegen te komen, maar dat viel vandaag een beetje tegen. Zo’n soort die we graag hadden willen zien is bijvoorbeeld de Zwartwordende cantharel (Cantharellus melanoxeros) die daar een keer werd gespot nadat eerder Ab Neutel als eerste deze had ontdekt in het Natuurschoonbos. Nu moesten we al blij zijn dat we een enkele Vliegenzwam (Amanita muscaria) zagen en dat gold ook voor een Narcisamaniet (Amanita gemmata) waarvan we slechts een enkel exemplaar ontdekten. Een paar keer stonden we tijdens de excursie nog in dubio om de bakens te verzetten, richting Midwolde of het  dichtbij liggende Sterrebosch, maar vanwege de tijd, we waren een halfuur later gestart, zagen we daar toch maar vanaf.

 

Nu bezochten we nog een ander, zuidelijk gelegen km-hok en voorwaar dat leverde nog een aantal mooie soorten op. Opvallend waren de vele schorsmycena’s die we op een bepaalde plek vonden, de Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) en de Lilabruine schorsmycena (M. meliigena (BE)). Dat BE  bij de laatste is zonder meer achterhaald, want was hij voor 1990 slechts van 8 atlasblokken bekend, tegenwoordig is dat al in 220 het geval. Die Blauwgrijze schorsmycena doet het helemaal goed, want een blik op de NMV-Verspreidingsatlas leert dat deze sinds 1990 is toegenomen van 15 naar maar liefst meer dan 660 atlasblokken en is daarmee een algemene soort. Overigens is het niet gek dat we deze mycena’s de laatste tijd vaak tegenkomen. Het heeft alles te maken met het kleddernatte weer van de laatste tijd. Dat werk zeer bevorderlijk voor deze paddenstoeltjes!

 

’De vondst van de dag’ ontdekten we op de plek waar we de schorsmycena’s zagen. Eerst was daar een kloeke Roodbruine gordijnzwam (Cortinarius subbalaustinus), gevolgd door een Grijze purpersteelgordijnzwam (C. subporphyropus (GE)). Het was voor mij alweer 4 jaar geleden dat ik de laatste zag met onze werkgroep tijdens een excursie in Trimunt. Niet zo vreemd, want het is een vrij zeldzame soort.

 

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

 

 

 Klik hier voor meerdere foto's

Klik op de foto voor vergroting

Nienoord, foto: Harry Harms

Bitterzoete melkzwam, foto: Tineke Schwab

Fraaisteelmycena, foto: Harry Harms

Lange lanen met beuk, foto: Wil Folkers

Blauwgrijze schorsmycena, foto: Roeland Enzlin