Een lange, groene lijst

(dankzij een fraai slotakkoord)      

 

In het vorige verslag (Bankenbosch) memoreerde ik voorafgaand aan de excursie in de Lauwersmeerpolder aan de goede resultaten die we daar in 2019 behaalden. Toen waren we daar 2 keer in november (22 en 29) met resp. 122 en 141 soorten. Voor de tijd van het jaar waren dat respectabele aantallen en ik hoopte dan ook in de buurt van die 141 soorten te komen. ’s Middags, toen we hadden besloten er een punt achter te zetten, zei ik dat we best veel hadden gevonden en als de tijd er voor was geweest dan waren er misschien wel vijftig namen extra genoteerd. Ik had de opbrengst van de dag -genoteerde vondsten en wat in de bakjes verdween- al geschat op (ruim) boven de 100 soorten. Dat er na de verwerking van alle gegevens meer dan 170 soortnamen op de lijst stonden was boven verwachting. Vijftig extra namen is dan niet realistisch, maar goedbeschouwd wel mogelijk geweest. Het scheelde dat we (Marian, Harry, Geertje, Henk v.d. B., Wil, Hans, Tineke en Cees) drie specialisten in ons midden hadden: Janny, Inge en Richard. Er verdween veel in hun bakjes, omdat microscopische controle nodig was. Dat leidde ertoe dat 68 soorten een groene M verwierven, hetgeen de lijst een 'groene' uitstraling gaf.

 

Inge moet zich in het walhalla voor rouwkorstjes hebben gewaand: ”Het Lauwersmeer is gewoon fantastisch voor tomentelloïden”. Er werden maar liefst 8 vertegenwoordigers van dit geslacht gevonden waarvan er  twee nieuw zijn voor dit gebied: het Bleekrandrouwkorstje (Tomentella radiosa) en het zeldzame Gesploze rouwkorstje (T. fuscocinerea). Het Blauw rouwkorstje (T. coerulea) is er wel eerder verzameld, maar daarover kan worden gezegd dat het een typische Groningse soort is, want van de 15 uurhokken in Nederland waarin hij is waargenomen liggen er maar liefst 7 in Groningen. Dan is er ook nog het uiterst zeldzame Bruingerand viltvliesje (Tomentellopsis zygodesmoides) die in Nederland slechts bekend is van twee eerdere vondsten (Noord-Holland en Utrecht) en nu dus hier. Een andere nieuwkomer in dit immer verrassende gebied is het Bruin rouwvliesje (Pseudotomentella tristis). Deze staat te boek als zijnde zeer zeldzaam, want bekend van slechts 6 andere uurhokken.

 

Op haar lijst met meer dan twintig nadeterminaties stond ook nog de Gewone wimperzwam (Scutellinia scutellata) en daarbij (tussen haakjes) dat er een op gelijkende wimperzwam is die zich hiervan onderscheidt door de iets kleinere sporen met een zeer lage ornamentatie. Deze siert de cover van de uitgave van Henk Huijser over het geslacht Scutellinia en wordt door hem Dubbelgangerwimperzwam (S. crinita) genoemd. Er zijn prachtige SEM-foto’s van de sporen van beide gemaakt en naast elkaar afgebeeld zie je het grote verschil. Dat SEM staat  voor Scanning Electron Microscopy of, in het Nederlands, Rasterelectronenmicroscopie. Met behulp daarvan kun je de oppervlakte (structuur) van iets bekijken, zoals van sporen. De Dubbelgangerwimperzwam is nog niet in de Nederlandse standaardlijst opgenomen, maar dat is een kwestie van tijd.  

 

Ook Janny beleefde een puike dag. Maar liefst 8 myxomyceten werden door haar verzameld (een dagrecord) en daarvan waren er 4 niet eerder in de Lauwersmeerpolder gevonden. Dat betrof het zeldzame Stekelig netwatje (Arcyria oerstedii), het vrij zeldzame Robuust kalkschaaltje (Diderma umbilicatum) en het Grijs kalkkopje (Physarum cinereum). Alle drie zijn ze slechts een enkele keer in Noord-Nederland (Gr./Fr./Dr.) gevonden. Dat geldt niet voor het algemenere Fopdraadwatje (Trichia varia), maar die is hier wel nieuw. Desgevraagd meldde Janny later nog dat dit de tijd van het jaar is dat er veel myxomyceten kunnen worden gevonden. Wat dat betreft zouden er nog meer excursies mogen zijn, maar nu de koek op is moet ze maar in haar eigen omgeving (van Heerenveen) ernaar op zoek gaan.

 

En dan waren er nog de pakweg dertig nadeterminaties van Richard die mede een enorme boost aan de lijst gaven. De meest zeldzame soort daarbij is de Lasionectria vulpina, een pyrenomyceet (kernzwam (asco)) die voorlopig nog een Nederlandse naam ontbeert. Deze is nog maar één keer eerder in Nederland vastgesteld en wel in Bakkeveen (Fr). De vondst van Richard is voor de zekerheid nog een keer gecontroleerd en in orde bevonden. Ook zeer zeldzaam, Richard was er zeer content mee, is het Beukenroetschoteltje (Durella connivens). Op de Verspreidingsatlas staan 5 stippen in het westen en zuiden van het land en daar komt nu dus een zesde stip bij. Uit de naam blijkt dat hij gelinkt wordt aan de Beuk, maar onze vondst was op een populierentak. Overigens vond Richard in het middaghok vrijwel alles op takken van populieren. Bij zijn lange lijst zaten meer nieuwigheden, zoals het Elzenbladblaasje (Taphrina sadebeckii) en ook de Fijne korstkogelzwam (Eutypa leptoplaca) is deze dag hier voor het eerst gevonden. Twee andere vondsten van deze soort zijn elders afkomstig uit Groningen en daarnaast is hij nog van drie andere plekken ergens in Nederland bekend.

 

Overigens kan/zal blijken dat over pakweg 25 jaar het aantal stippen per soort er in de Verspreidingsatlas heel anders uitziet. Als je de situatie van nu vergelijkt met de situatie van voor 1990 ziet die er vaak heel anders uit. De laatste decennia is er ontzettend veel ontdekt (vooral ascomyceten) en dat houdt natuurlijk niet op… tenzij Nederland onder water komt te staan. Maar dat kan nog wel een tijd gaan duren. Nog een nieuwigheid hier is het zeer zeldzame Gewoon beiteltje (Glyphium elatum) waarvoor de fotografen te hoop liepen. Richard benoemde dit piepkleine ’werktuigje’ al in het veld, hoewel de (soms achterhaalde) validiteitseisen microscopische controle voorschrijven. Gezien de vorm lijkt mij dit niet nodig, tenzij plotseling een erop gelijkende dubbelganger wordt ontdekt. Dat gebeurt dus wel vaker.

 

Uit de relazen hiervoor zou je haast opmaken dat we ons vooral met klein spul enzo hebben beziggehouden. Maar dat was vooral het resultaat van de inspanningen van de drie genoemde specialisten waarvoor ’het voetvolk’ na de start iets minder oog voor heeft gehad. Die start vond plaats vanaf een parkeerplaats in het boscomplex rechts van de Strandweg die we vanaf het Lauwersnest (De Rug/Sbb) richting Robbenoort hadden bereikt. Het was maar een klein stukje van een kilometerhok waar we langs liepen alvorens we in het belendende hok belandden. Naast een schamel elftal andere soorten ontsnapte, hoewel ook vrij klein, hier het Eikentakstromakelkje niet aan de aandacht. Daarna waren het vooral percelen met naaldbomen (Zwarte den, Fijnspar en Sitkaspar) wat ons werkterrein was. Die werden trouwens wel onderbroken door percelen met loofbomen en hier en daar lag vrij veel dood hout. Die verscheidenheid leverde een keur aan soorten op waardoor in dit ochtendhok 106 soorten op de lijst kwamen. Slechts één keer eerder werden dit jaar in een kilometerhok meer soorten gevonden (120) en dat was in Haren (in het Scharlakenbos + kerkhof) waarmee we toen niet eens tevreden waren.

 

Na de ochtendsessie werden de bakens verzet en kwamen we terecht in een loofbos met vooral veel populieren, iets voorbij bungalowpark Suyderoogh. De soortenlijst verschilde uiteraard sterk met die van ’s ochtends. Dankzij de aanwezigheid van loofbomen naast de naaldbomen werden er 22 soorten in beide hokken gevonden. Voor het overige zag de opsomming van namen er compleet anders uit. Zo werden alle myxomyceten pas ’s middags ontdekt. Verder waren er niet echt uitgesproken soorten bij waarvan we uit onze bol gingen. Er was wel enige verwarring over een blauw verkleurende kaaszwam waardoor de gedachte ontstond dat het de Gezoneerde kaaszwam (Postia wakefieldiae) was. Die staat er immers om bekend. Nader onderzoek wees echter uit dat het toch de Kleine kaaszwam (Skeletocutis nivea) was.

 

Na afloop werd er nog even gesproken over het plannen van excursies in het voorjaar. Mijn zegen heeft het, maar daar zal ik dan niet bij zijn wegens een rondreis in Spanje van twee maanden met een camper. Veel paddenstoelen verwacht ik daar niet, maar des te meer vogels (en planten). Na de zomer timmeren we wel weer een fraai excursieprogramma in elkaar.

 

Cees Koelewijn, coördinator  

  

Klik hier voor meer foto's