Trieste boel in Noordlaren,

 

Omdat vanwege de corona-voorschriften je slechts als koppel het veld in mocht (wordt (steeds) weer aangepast) werd de excursie in Zevenhuizen afgelast. Een beetje kale boel zo en dus spraken Henk Pras en ik af als verslaafd koppel toch maar iets te doen. Vanwege andere besognes paste de vaste vrijdag minder goed en dus moest het maar op zaterdag gebeuren. Niet echt een verstandige keus bleek later, want het Noordlaarderbosch, dat we hadden uitgekozen om te bezoeken, blijkt voor velen in het weekeinde een favoriet wandelbos te zijn.

 

Dat bleek nadat we eerst een deel van het heideterrein ten zuiden ervan, De Vijftig Bunder’, met een bezoek hadden vereerd. Vanaf de weg zagen we niets dat op heide leek, het leek er meer op dat er akkerbouw plaats vond, maar toch moest het er zijn. Dichterbij gekomen bleek dat de heide er grootschalig is (en wordt) afgeplagd. Interessant om later het resultaat te zien, maar nu hadden we er niet veel te zoeken. We maakten een klein rondje over een gedeelte dat niet onder handen was genomen met weinig resultaat. Er lopen grazers rond, die we deze dag er niet zagen, maar er lag hier en daar nog wel wat restanten wat ze hadden afgescheiden. Zeg maar: uitgescheten. Een bekende bewoner van dit substraat is de Kleefsteelstropharia (Stropharia semiglobata (GE)), een algemeen ding dat m.i. ten onrechte nog op de Rode Lijst staat. Een andere liefhebber van uitwerpselen was daar de Franjevlekplaat (Panaeolus papilionaceus). Het is een zeer algemeen voorkomende, alleraardigst paddenstoeltje. Een grote stobbe was in zijn eentje nog goed voor een stuk of zes triviale soorten. Bij het verlaten van de heide vielen enkele groepjes altijd fotogenieke Grote parasolzwammen (Macrolepiota procera) op en daarvan moest uiteraard een foto van worden gemaakt. We waren al in het Noordlaarderbosch toen Henk erachter kwam dat hij zijn mes tijdens die fotosessie had laten liggen toen er enige gaatjes voor een mooie compositie geprikt werden. Op de terugweg gingen we er dus kijken en van grote afstand zag ik hem al liggen. Zijn mes is namelijk groot genoeg om een levend wezen te onthoofden, maar gezien de leeftijd van Henk is het geoorloofd zo'n mes bij zich te dragen.

 

Om bij het bos te komen volgden we een zandweg, waarbij ik me meer in een Cakewalk (de kermisattractie) waande in plaats van in de auto van Henk. En dat terwijl de Citroën Xsara Picasso bekend staat om zijn goede wegligging! Dat viel dus behoorlijk tegen. Bij het bos moesten we eerst een eindje langs een zwamloze bosrand lopen om vervolgens een toegang tot het bos te ontdekken. Niet veel later ontwaarden we zelfs pijltjes die een rondje door het bos aanbevalen. Die volgden we maar, want hoewel het er niet echt heel groot is ben je er de weg wel snel kwijt. Dat hadden we dus niet moeten doen, want het was er druk, heel erg druk. Omdat we niet even hard met de stroom meeliepen, ons tempo is nu eenmaal een stuk lager, moesten we om de haverklap opzij voor velen die ons achterop kwamen, maar ook voor voetvolk dat ons tegemoet kwam. Van eenrichtingsverkeer is men daar kennelijk niet op de hoogte, terwijl de pijlen duidelijk de richting aangaven! We waren dan ook blij dat we op een bepaald punt het bos weer konden verlaten, mede door de ronduit miserabele opbrengst van paddenstoelen, waarbij zich niet één uitschieter bevond. Op het resterende eindje naar de auto kwamen we gelukkig nog wel iets tegen waar we een beetje opgewekt van werden. Eerst was er een groepje Kleine kale inktzwammen (Coprinopsis acuminata), dat iets later door een opvallend vaalhoedje werd gevolgd. Na veel geploeter (dat gebeurt wel meer bij vaalhoeden) kwamen we er thuis achter dat we te maken hadden met de Kleine vaalhoed (Hebeloma hiemale). Voor 1990 was het een vrij zeldzame verschijning (10 atlasblokken), maar tegenwoordig wordt hij als een vrij algemene verschijning beschouwd (60 atlasblokken).

 

Cees Koelewijn, coördinator