Knap brutaal

 

Op de dag dat ’s avonds de nieuwe corona-regels zouden gaan gelden waren we met een klein groepje actief in het Kolhamsterbos. Dit bos verwierf bekendheid onder mycologen vanwege de herontdekking van de Amandelslijmkop (Hygrophorus agathosmus (EB)) in 2003. Sinds 1950 was deze altijd al zeer zeldzame soort niet meer in Nederland waargenomen. Zijn voorkeur voor fijnsparbossen op kalkrijke klei was daar mede debet aan, omdat dit milieu weinig voorkwam. Sinds de ontdekking in Kolham maakt de soort een kleine revival door en is hij weer terug op het niveau van voor 1950 (9 atlasblokken), met dien verstande dat op 1 blok na (in Noord-Brabant) de vindplaatsen zich bevinden in Groningen en Drenthe. Daarvoor waren ze te vinden in Midden-Nederland in de rivierkleigebieden. Eén van de gebieden waar hij sinds 2013 wordt gevonden (toen met meer dan 2000 exemplaren!) is het befaamde Buinerbosje. Daar ontstond twee weken geleden het idee om eens rond te neuzen in Kolham, minder vermaard bos, maar ongetwijfeld de moeite waard om er weer eens te verkeren. De liefhebbers vandaag waren Henk P., Wil, Harry, Geert en Cees.

 

Vooraf liet Geert al weten uit te zien naar die Amandelslijmkop en andere mycorrhizasoorten. Die stonden vooral in het noordelijke deel van het bos wist Geert. We begonnen uiteraard vanaf de parkeerplaats ten zuiden van het bos en hadden deze keer iets meer aandacht dan anders voor het ’parkachtige’ deel met waterpartijen achter de huizen. Beslist geen verkeerde keus bleek al snel, want er waren opmerkelijke soorten bij. Eén ervan was de Dunplaathoutzwam (Gloeophyllum trabeum (KW)) die zich nadrukkelijk manifesteerde op een forse, liggende stam. Logisch dat er veel aandacht voor was van de fotografen, want deze soort komen we niet vaak tegen, hoewel het een vrij algemene soort is. Dat was vroeger anders. Iets voor deze ontdekking waren al Trechterwasplaten (Hygrocybe cantharellus) ontdekt. Ook de Zwartwordende wasplaat (H. conica) en de kleine H. conica var. conicopalustris konden er worden genoteerd. Voor een volgende soort vroeg Henk speciale aandacht, omdat het de Kogelhoutskoolzwam (Daldinia concentrica) betrof die zijn naam eer aandoet. Doorgesneden zie je namelijk mooie concentrische ringen. Deze vond hij op een stapel stammen in een verschraald veldje dat wordt begraasd. Wat we daar beslist niet hadden verwacht was de Grote speldenprikzwam (Poronia punctata (KW)). Een teken dat de nu niet aanwezige grazers niet zijn ingeënt met antibiotica. Terloops werden nog enkele inktzwammetjes meegenomen, waaronder de Hartjesinktzwam (Coprinopsis cardiaspora) die onder de microscoop kleine, hartvormige sporen laat zien.

 

Via een boogje langs het water kwamen we uit op een veldje waar eerder (jaren geleden?) nogal eens bijzondere soorten werden gespot. Dat viel nu een ietsje tegen, maar sommigen veerden op toen ze een paar groepjes ontwaarden van de Mesttrechterzwam (Clitocybe amarescens) die al ietwat waren uitgebleekt. Het is een eigenschap die hoort bij nogal wat trechterzwammen. Omdat het maken van mooie composities (vooral door Geert) behoorlijk wat tijd in beslag nam bood het anderen gelegenheid zich in een fris zonnetje neer te vlijen, want het was toch ook alweer zo’n beetje lunchtijd. Daarna werd het tijd het bos in te duiken, want er viel nog veel te ontdekken, hoewel er al pakweg 90 verschillende soorten waren gezien. Eenmaal in het sparrenbos aangeland stonden we versteld van de enorm grote, slingerende heksenkringen van de Roodbruine schijnridderzwam (Lepista flaccida). Het is net als de Paarse schijnridderzwam (L. nuda) een eetbare soort (en bloeddrukverlagend), maar echt smakelijk vind ik ze niet. Alles bij elkaar waren het er karrenvrachtenvol. Ook van de Nevelzwam (Clitocybe nebularis) stonden er veel kringen, al met al een mooie uitdaging er een mooi plaatje van te maken. Dat gold ook voor een goede bekende, de Vierslippige aardster (Geastrum quadrifidum (EB)) die we goed kennen van het Buinerbosje. Vanwege de vakantietijd liep er het nodige vakantievolk in het bos rond dat op zijn tijd door Henk werd onderwezen, iets dat hij leuk en nodig vindt. Zo kwam ook het ’hondenlulletje’ ter sprake dat door een stel was gevonden en gefotografeerd. Dat vonden ze een goede naam voor deze Kleine stinkzwam (Mutinus caninus).

 

Inmiddels was de middag al een eindje gevorderd en dus werd halverwege het bos de weg terug aanvaard. Daar was Geert enigszins verbolgen over, want zo waren we helemaal niet toegekomen aan de Amandelslijmkoppen en andere mycorrhizasoorten. Vanzelfsprekend hadden wij ze ook graag gezien, maar het was er niet van gekomen, omdat juist vooral Geert onderweg voor veel oponthoud had gezorgd en dan is het knap brutaal dat hij klaagde. Omdat hij erover bleef doorzeuren kwam de gedachte in me op hem een volgende keer maar niet weer uit te nodigen. Het is dat hij af en toe best ’schiere’ plaatjes maakt, maar als die achterwege blijven…

 

Cees Koelewijn, coördinator   

 

Klik hier voor meer foto's