Anemonenbekerzwam op Speenkruid?
De vorige keer hebben we al gemeld dat de Anemonenbekerzwam ook wel eens bij Speenkruid is gevonden. In 'De Stoeptegel' van Roger Philips (Paddenstoelen van West-Europa) wordt dit ook vermeld. Daar bestaat twijfel over of dit inderdaad dezelfde Anemonenbekerzwam is zoals die voorkomt bij de Bosanemoon. Henk Pras heeft indertijd bij de Allersmaborg een pol Speenkruid met de bekerzwam meegenomen en in zijn tuin geplant. En zie, dit jaar waren de 'bekers' talrijk aanwezig. Vanwege de twijfel heeft Inge Somhorst die toevallig op bezoek was materiaal verzameld voor nader onderzoek. Tegenwoordig is op dat gebied veel meer mogelijk (DNA en moleculair onderzoek) en dus is het wachten op de uitkomst.
Foto's: Henk Pras
Voor Henny Klein was er landelijke roem vanwege twee vondsten van zeldzame soorten die zo belangrijk waren dat ze op de NMV-site belandden. Omdat lang niet iedereen zich de moeite getroost deze site (met enige regelmaat) te bezoeken worden ook zij via dit medium hiervan op de hoogte gesteld. Zie haar relaas hierna:
Tropische vlekplaat (Panaeolus antillarum)
Wandelend op de Hondsrug bij Midlaren zag ik op 5 april in een lege wei een hoop paardenvijgen met veel witte paddenstoelen. Lastig te bereiken, ik maakte maar een foto. Ze hadden een opgebroken hoedhuid, Barstende leemhoed? Ik zette de foto op het forum van Waarneming.nl. Marian Jagers (NMV-consul) reageerde: “Ik denk aan Tropische vlekplaat”. Een vrij zeldzame zwam (Z), dus ik ging terug, klom over een hekje, maakte meer foto’s en nam materiaal mee.
De geribbelde hoed (bij droogte barstend), ribbels op de steel, donkere lamellen met witte snede, de sporen, alles klopte met beschrijvingen van de Tropische vlekplaat [1][2].
In 2006 is het eerste exemplaar in Nederland gemeld, in 2007 komen de eerste meldingen uit Drenthe; de auteur vraagt zich af of dit een exoot betreft of migratie naar het noorden door klimaatverandering [1]. Inmiddels is deze zwam in 19 atlasblokken gemeld, de meeste daarvan liggen in Drenthe.
[1] E. Arnolds, R. Chrispijn, R.Enzlin: Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe, deel 2, pag.17
[2] H. Knudsen & J. Vesterholt: Funga Nordica, 2e druk, pag. 925
Foto's en tekst Henny Kleine
Roze kleefhoedje (Bolbitius coprophilus)
Naast de Tropische vlekplaten (zie vorige vondst) had Marian Jagers nog een opmerking over mijn foto van de hoop paardenvijgen: “… zo te zien rechts het fraaie Roze kleefhoedje”. Deze zwam is zeldzaam (ZZ), hij is slechts in 7 atlasblokken gemeld. Volgens de Verspreidingsatlas is het ook een exoot, oorspronkelijk uit Noord-Amerika (dat heb ik niet teruggevonden in mijn literatuur).
Die foto toonde alleen wat roze bultjes. Ik zag ze gelukkig terug, opdat ene plekje. De verse roze hoedjes waren heel kleverig en hun witte vlokkige stelen zaten grotendeels tussen de paardenvijgen. Oudere exemplaren hadden uitgebleekte hoeden met een bruinige rand.
Vergelijkend met de literatuurbeschrijvingen was geen twijfel mogelijk.
Geheimzinnig vind ik nog: hoe komen sporen van twee (vrij) zeldzame exoten op dezelfde hoop paardenvijgen terecht? Gewoon aan komen waaien? Of via paarden(voer)?
H. Knudsen & J. Vesterholt: Funga Nordica (2012), pag.734
E. Gerhardt: Paddenstoelengids onderweg (1999), pag.318
Foto's en tekst Henny Kleine
Beflijster
Dat Jan de Vries uit Den Andel ook oog heeft voor andere zaken dan paddenstoelen is van eerdere waarnemingen bekend. Vooral vogels hebben tevens zijn belangstelling. Als je daar oog voor hebt kun je dichtbij huis ook 'leuke soorten' tegenkomen. Dat is zeker van toepassing op de Beflijster die in zijn tuin in een appelboom werd waargenomen om vervolgens op het grasveld naast een schuur wat rond te scharrelen. Jan maakte er de bewijsfoto van die je hiernaast ziet. Beflijsters zijn doortrekkers die in het voor- en najaar in Nederland zijn te zien. Laatst was er een melding van een groep van enkele tientallen doortrekkende Beflijsters, maar daar mag je een vraagteken bij zetten. Zelf (CK) zie ik met enige regelmaat een Beflijster, maar dat zijn dan altijd solitair trekkende vogels. Misschien waren het een paar van die lijsters in een grotere groep Merels waarvan bekend is dat ze soms talrijk zijn.
Reactie Henk van den Brink
Het verhaal over de Beflijster behoeft toch enige correctie. Net als jij zie ik ook meestal eenlingen. Vorige week kon ik een week lang elke dag een mannetje vanuit mijn luie stoel bekijken (zat in het weitje van de buren). Op een gegeven moment had ie trouwens gezelschap van een tweede man. Maar in de Kollumerwaard zag ik er pas nog vijf bij elkaar, en anderen zagen daar recent nog grotere groepen. Mijn grootste groep ooit was iets van tien en dat is al lang geleden. Maar ik herinner me van vorig jaar bijvoorbeeld een waarneming van een kleine dertig beflijsters bij de kazerne in de Lauwersmeer door Marco Glastra. Die is behalve directeur van Het Groninger Landschap ook een ervaren en betrouwbare vogelaar (bovendien had ie er foto's van). Groepen van tientallen beflijsters komen wel degelijk voor, voornamelijk aan de kust en in het bijzonder in het Lauwersmeergebied. Dat jij en ik die niet zien zegt niet zo veel. Je bent geneigd om jezelf als maat der dingen te nemen, maar er zijn tegenwoordig elke dag zo veel vogelaars met goede basiskennis en goede apparatuur op pad, dat het gat tussen wat jij in je eentje ziet en wat er zoal gezien wordt immens is. De startpagina van waarneming.nl toont soms op één dag een lijst bijzondere vogels waar jij (of ik) je hele leven over doet om ze allemaal - op eigen kracht - te zien.
groet, Henk
Bijzondere soorten
In aansluiting op de reactie van Henk nog het volgende: De startpagina van waarneming.nl toont inderdaad met enige regelmaat een lijst van bijzondere vogels op één dag waar menigeen hun hele leven over doen. Het hangt er wel van af hoe fanatiek je bent om bijzondere soorten te willen scoren. Er zijn vogelaars die op elke bijzondere soort afgaan als die ergens wordt gespot en die nieuw voor hun lijst is. Dat zijn de zogenaamde vogeltwitchers (soortenjagers) die door mij ook wel ornithomanen worden genoemd. Daar doe ik dus niet aan mee, maar wel als een bepaalde soort dicht bij huis wordt gezien, zoals in het verleden gebeurde met een Kleine trap, Alpenheggemus en een Bonte tapuit om er maar enkele te noemen. En een Kwak in je eigen tuin is ook best bijzonder! Ik moet er per ongeluk tegenaan lopen, maar dan nog blijft het lijstje klein. Ik ben ook tevreden met 'gewone' soorten, zeker als ik er een redelijk geslaagde foto van kan maken, zoals van de Grasmus hiernaast. Dat geldt ook voor veel 'gewone' paddenstoelensoorten.
Zilveren boomkussen (Reticularia lycoperdon)
Henk Woldring uit Nietap is een goede kennis die regelmatig bij me aanklopt voor de determinatie van voor hem opvallende zwammen. Zo was hij onder meer goed voor de waarneming van de Krijtwitte plooiparasol (Leucocoprinus cretaceus (GE)) die na enige wachttijd nu ook op de Verspreidingsatlas wordt vermeld met een stip. Bij hen (Helma is zijn vrouw) ligt een moerasbosje o.a. bekkend van staalsteeltjes en veel meer fraais. Nu stuurde hij de foto's van hiernaast en vroeg zich af of dit wellicht een myxomyceet is. De naam hiervan wordt al in de aanhef genoemd en daarbij kan worden gezegd dat deze 'myxo' een zeer algemene verschijning is. Na het 'zilveren' stadium treedt een stadium op dat hij bruin wordt waarbij de sporen worden gevormd die zich gemakkelijk in de wind verspreiden.
Lijsterbes-jeneverbesroest
Door mijn vogelvriend Erick Turksema werd ik geattendeerd op gele trilzwammen die de takken van een Jeneverbes bij zijn buurvrouw hadden overwoekerd. Een roest veronderstelde ik, een fenomeen dat veel vaker op jeneverbessen is te zien. Veel roesten staan erom bekend dat ze van de ene gastheer overspringen naar een ander (geslacht), hetgeen je, zoals hier, terugziet in de naam. De Latijnse naam is Gymnosporangium cornutum. Er moest wel gemanoeuvreerd worden om er een foto van te maken, omdat de takken die verscholen waren achter de naalden ermee waren bezet. Vandaar een licht bewogen foto.
CK
Grijze zandbij
Tijdens een uitstapje met mijn fotovriend Arjan Boer naar het Fochteloërveen kwamen we op de parkeerplaats bij de droge, zanderige ingang een paar honderd Grijze zandbijen tegen die druk doende waren gaatjes te graven waarin ze op het eind ervan een holte maken waarin ze een bolletje stuifmeel (van wilgen) verzamelen en daarin een eitje deponeren. De larve die hieruit komt heeft zo zijn voedselbron direct bij de hand voor zijn verdere ontwikkeling. Henk Pras, waarmee ik de waarneming deelde, wist te melden dat hij wel eens pakweg 1000 exemplaren op een geschikte locatie had aangetroffen. De vliegtijd van deze algemene soort is vooral in maart-april en dat is niet toevallig. Dat is namelijk ook de tijd dat wilgen in bloei staan.
CK