Op herhaling in de Noorderduinen, 9 november

 

Om een goed beeld te krijgen hoe het er met de mycoflora voorstaat bezochten we dit jaar opnieuw de Noorderduinen. Dat wordt later nog vaker herhaald. Eerder werd het Elsburger Onland meerdere keren bezocht hetgeen ertoe leidde dat voor dat gebied meer dan 350 soorten op de lijst kwamen te staan. Zover zijn we hier nog lang niet, maar na de 114 namen van het eerste bezoek in oktober kwamen er nu 40 nieuwe bij. Zij werden bijeen gesprokkeld door Wil, Immy, Janny Mulder, Ipie, Harry, Ab, Henkie en Henkie (B & P) en Cees. We werden daarbij vergezeld door Fiona Huisman van het Roder Journaal die voor dit weekblad een sfeerverslag maakte dat waarschijnlijk op de 21e november erin komt.

 

De Noorderduinen omvat een veel groter gebied dan het deel wat wij inventariseren. Dit deel is na het overlijden van mevrouw Landweer-Burger toebedeeld aan Het Drentse Landschap. Door het gebied loopt de Hoofdweg van Roderesch naar Steenbergen zodat het uit twee delen bestaat. We startten deze keer daar waar mevr. Landweer-Burger woonde. Momenteel wordt haar huis(je) door HDL verbouwd waarna het als vakantiewoning wordt verhuurd. Dat was ook de bestemming toen het in 1910 werd gebouwd. Dat was indertijd een nieuw fenomeen, want is vakantie nu heel gewoon, toen was dat nog niet zo.

Eén van de eerste soorten waarmee we onszelf en de journaliste verrasten was de Stekeltrilzwam (Pseudohydnum gelatinosum). Toch altijd een aansprekende soort die zich op stobben van naaldbomen manifesteert. De vorige keer werd de bulk aan waarnemingen aan de andere kant van de weg verzameld, maar nu was dat net andersom. Daarbij was een andere stekelzwam en wel de Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare). Terloops werd er door Henk Pras het een en ander aan korstjes verzameld en wellicht zat daarbij het Bleek vlieskelkje (Tomentellopsis echinospora) wat een aanwinst voor het gebied betekende. Dat gold niet voor het Kransbekerharskorstje  (Peniophorella praetermissa) die de vorige keer ook al werd verzameld.

 

Nadat we tussen de middag afscheid hadden genomen van de journaliste en Immy en Janny ons ook verlieten gingen we het andere deelgebied verkennen. Toen we ’s morgens er de auto’s stalden hadden we daar al de Parasietbeurszwam (Volvariella surrecta) op een Nevelzwam (Clitocybe nebularis) zien staan. Er was nu tijd voor om deze onregelmatig voorkomende zwam te fotograferen. ’s Morgens was er door Henk Pras al menig dennennaaldje bekeken op zoek naar de Dennenspleetlip, maar dat was aldoor tevergeefs. Nu werd hij direct al bij de auto’s gevonden en bovendien goed ontwikkeld zodat hij er een schiere foto van kon maken. Van de Vossenbesbladgast (Exobasidium vaccinii) die de vorige keer massaal aanwezig was werd nu niets teruggevonden. Wel viel op dat een groot deel van de Rode bosbesstruiken er dor bijstonden. Een gevolg van de aantasting door deze bladgast? De meest interessante soorten vonden we op de heideterreintjes, waaronder anamorfe, piepkleine gevalletjes op keuteltjes van Ree of Haas, luisterend naar de naam Oedocephalum glomerulosum. Iets meer uit de kluiten gewassen waren de verschillende vertegenwoordigers van het geslacht Galerina, waaronder het Oranje mosklokje (Galerina calyptrata (KW)). Een andere soort van de Rode lijst die we daar vonden was de Heidekleefsteel (Mycena pelliculosa (KW)). Henk van den Brink had kennelijk nog nooit  een Tweekleurige fopzwam (Laccaria bicolor) gezien, maar dat werd nu ’geregeld’. We waren al bijna terug bij de auto’s toen voorwaar ’de meest zielige paddenstoel van Nederland’ werd gezien, namelijk de Dakloze huiszwam (Serpula himantioides). Het kon de goede stemming niet drukken.

 

Soortenlijst klik hier