Vraagje

Myxomyceten zijn zonder meer intrigerende natuurverschijnsels. Veelvormig en keurrijk, maar voor de meesten ook een onbekend terrein. Dan is het toch mooi dat we een beroep kunnen doen op Janny Kramer wanneer er weer eens een foto wordt gestuurd, in dit geval door Hans Post, met de vraag wat dit zou kunnen zijn. Volgens Janny hebben we hier te maken met het Geelgroen kalkkopje (Physarum viride). Hans heeft zijn foto vergeleken met andere en zegt dat het wel moet kloppen, want anders is het een sterke lookalike. Het is een vrij zeldzame soort, Hans rept over 15 hokken in 20 jaar (op Waarneming.nl), maar de echte situatie vind je op de Verspreidingsatlas en dan kom je aan de weet dat hij is waargenomen in 51 atlasblokken, een verdubbeling t.o.v. 1990. In Noord-Nederland is hij zonder meer (nog) erg zeldzaam.

Dubbeldekkers

Fysiek zat het Marian Hulscher dit jaar niet echt mee en om die reden hebben we haar dan ook maar weinig bij de excursies gezien. Toch is ze in eigen omgeving er regelmatig op uit getrokken en werd daarbij vaak vergezeld door Henny Klein. Het Scharlakenbos was één van de meest favoriete werkterreinen en daar was het dan ook waar ze deze dubbeldekker van de Geelwitte russula (Russula ochroleuca) ontdekte. Het is een fenomeen dat met enige regelmaat wordt waargenomen en altijd weer de moeite waard om hier een plek te te geven.

Bundels op Beuk

Vroeger, voor 1990, was de Goudvliesbundelzwam (Pholiota adiposa) zonder meer een zeldzame soort die toentertijd in slechts 10 atlasblokken was waargenomen. Maar sindsdien is het hard gegaan en het heeft vooral te maken met het steeds ouder worden van onze laanbomen en bossen en ook met het onderhoud. Dode bomen hoeven niet per se weg als ze geen gevaar voor het publiek opleveren. En zo kan het dan gebeuren dat deze voormalige soort van de Rode Lijst nu al in meer dan 200 atlasblokken is gezien. Je ziet ze op beuken en de erop lijkende Dubbelgangerbundelzwam (Pholiota limonella (GE)) komt voor op andere loofboomsoorten zoals bijvoorbeeld de Lijsterbes en Zwarte els. De foto werd gemaakt door Matthijs Wetterauw uit Huis ter Heide.

 

Zwarte amaniet  (Amanita inopinata)

Pas in 1987 werd de eerste Zwarte amaniet ontdekt in Zuidoost Engeland, later gevolgd door een vondst in Nieuw-Zeeland en in 2000 werd hij in Nederland door Kees Uljé. de inktzwammenspecialist, . Niemand die kan zeggen waar hij vandaan komt, maar wel dat hij gevonden wordt in urbane gebieden en graag (vette) kleigrond prefereert. Dan zou het kunnen betekenen dat hij met bomen is aangevoerd en elders inheems is, maar dat is nooit bewezen. Het zou ook zomaar kunnen zijn dat het een mutant van een bekende soort is. Wij verkondigen dat alle amanieten symbionten zijn, maar Kees Bas heeft erover gezegd dat het wel eens een saprotrofe soort kan zijn. Daarover bestaat gerede twijfel. Op plekken waar hij groeide liet hij zich later niet meer zien, vandaar. Maar er zijn meer soorten die jarenlang zich gedeisd houden. Overigens meldt de Verspreidingsatlas dat hij ectomycorrhiza vormt en bij verschillende boomsoorten groeit. Kortom, het laatste woord is er nog niet over gezegd. De foto's zijn van Geertje Geertsema die deze karakteristieke verschijning trof op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Voor zo'n vondst hoef je me niet midden in de nacht wakker te maken, maar op een gunstig tijdstip had ik hem gaarne aanschouwd. Nu kwam de melding hiervan later, zo laat dat deze zeldzaamheid alweer was verdwenen. Volgens de atlas is hij nu in 16 hokken waargenomen. Er is dus geen garantie dat hij op de begraafplaats weer wordt waargenomen, maar als dat wel zo is krijgen we graag een seintje.

Mooi, mooier, mooist

Ter voorbereiding van een paddenstoelenexcursie in het Mensingebos, verzorgd door IVN Roden-Norg, hebben Immy Boonstra en ik (Cees K.) daar een route uitgestippeld. Natuurlijk kom je dan van alles tegen en wat je hiernaast op de foto van Immy ziet was niet direct het meest bijzondere, maar het leverde wel een fraai tafereeltje op van Koeienboleten (Suillus bovinus) die worden geparasiteerd door de Roze spijkerzwam (Gomphidius roseus). Mooier zag ik ze niet eerder. We hadden een beetje haast en daarom wilde ik een dag later er nog even langs fietsen om de troep erbij te verwijderen en ze te schikken waarbij ook de (karakteristieke) onderkant te zien zou zijn. Dat is er niet van gekomen, maar in dit geval heb je wel een goede kans om ze er weer te treffen. En dan maar zien of ze er even fraai bij staan als hier.

Over aardsterren

Na onze werkgroepexcursie in het Mensingebos (waar ik niet bij was) heeft Hans Post met enkele mensen nog het oude kerkhof in Roden bezocht. Daar kwam hij niet ver van de ingang onder een kloeke Thuja (Levensboom) deze Baretaardster (Geastrum striatum) tegen die daar al wel eerder was gezien, maar wonderwel niet was ingevoerd. Mooi dat het nu dankzij de doorzetters alsnog kan.

Stoere Groninger

 

In de nachten van zaterdag 19 tot en met maandag 21 november vroor het stevig. De daaropvolgende werkgroepexcursie werd afgelast wegens gebrek aan te verwachten paddenstoelen. Je zag inderdaad overal alleen nog maar verschrompelde paddenstoelenlijken. Bijna overal dan. Want in mijn tuin vond ik op woensdag 23 november een zeer vitale, nog verse maar zo te zien toch al wel meer dan een dag oude paddenstoel. Een paar dagen later stond er een tweede, iets kleinere exemplaar naast en meer dan een week later viel me pas op dat er verderop nog drie stonden.

Het betreft dan ook een nogal robuust type paddenstoel. Z’n hoed is behalve fors ook tamelijk saai: egaal vaalbruin. Maar daaronder wacht een verrassing: de steel is paars, en niet zo’n beetje ook. Die combinatie kenmerkt de Paarssteelschijnridderzwam (Lepista saeva), de grotere broer van de algemenere Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda).

In Drenthe zul je hem niet veel vinden, zeker niet op de armere zandgronden. Maar ik woon op de Groninger klei en daar is hij heel gewoon. De kaart in de Verspreidingsatlas laat zien dat hij in op één na alle kilometerhokken op het Groninger Hogeland gevonden is. Hij houdt van voedselrijke omstandigheden. Net als zijn kleinere broer is hij een strooiselafbreker; bij mij staat hij op een plek waar ik regelmatig wat bladafval van onze oprit naartoe veeg. Buiten het eigen erf zie ik hem vooral in grazige bermen en in graslanden, vaak ook diep in november; in mijn ervaring is het echt een late paddenstoel, al vind je er heus in oktober ook weleens een.

De vijf in mijn tuin zijn bijna drie weken met flink wat vorstdagen later nog steeds aanwezig. Drie zijn verworden tot klodders, een is omgevallen en ontkleurd, maar nummer vijf staat nog fier overeind en heeft nog steeds een paarse steel. Deze soort is blijkbaar tegen weer en wind bestand. Een echte stoere Groninger.

 

Tekst: Henk van den Brink

Foto’s: Tineke Schwab