Nieuws uit 't Waar

Onwetenden zullen zich afvragen: "Waar ligt 't Waar?" Sommigen weten dat dit gehucht (streekdorp tussen Nieuw-Scheemda en Nieuwolda) de woonplaats is van Johanna en Klaas (Steenbergen) en dat ze iets hebben met de Heemtuin in Muntendam. Daar komen best 'aardige' soorten paddenstoelen voor en één ervan is de zeldzame Armbandgordijnzwam (Cortinarius armillatus (EB)). Deze begeleider van volgroeide berken was in het verleden een vrij zeldzame soort, maar van de 53 uurhokken van weleer is heden ten dage nog maar een derde over. Vooral op de Veluwe en daaromheen wordt deze fraaie verschijning nog maar zelden waargenomen. Als oorzaak wordt verzuring en vermesting van het milieu genoemd. Johanna meldde dat vorig jaar in de Heemtuin op een andere plek dan eerder wel 20 exemplaren stonden. De foto van Henk Pras (boven) verschilt behoorlijk met die van Geert de Vries (hiernaast), maar dat rode zie je wel duidelijk op de foto van Henk  in de velumresten op de steel terug. Wellicht dat de foto van Geert iets te 'gekleurd' is. Als ze het komende najaar weer verschijnen loont het de moeite om daar met de werkgroep iets te organiseren, want er is en in die omgeving meer te beleven.

Iets anders: bij hun woning zag Johanna 2 meter van hun achterdeur een tijdje geleden een Wezel uit een holletje tevoorschijn komen (die haar opgericht als een Stokstaartje aankeek), er weer in verdween en daarna weer naar boven kwam. Een leuke waarneming, maar helaas was de foto te klein om te plaatsen. Minder leuk was dat bijna al hun kippen door een Buizerd zijn meegenomen. Die zal wel goed doorvoed de koudeperiode zijn doorgekomen. Dat gold ook voor een Havik, maar dat was pas nadat hij sterk vermagerd van een kip bij de buren was geplukt en naar de opvang was gebracht. Ze hadden hem natuurlijk ook kunnen laten zitten, want dan had hij zijn buikje rond kunnen eten.

 

Kleverig gedoe en het Mosschelpje

Marian Hulscher-Emeis stuurde foto's van de Kleverige schorsmycena (Mycena clavularis (BE), althans, met onderbouwing, dat was haar vermoeden. Om deze soort met zekerheid vanaf een ietwat vage foto te kunnen determineren is echter een hachelijke zaak. Er staat niet voor niets een M (verplicht microscopiëren) achter deze soort in Naam & faam, hoewel we in het veld er meestal wel van overtuigd zijn dat het hem is. Ik laat het maar bij de melding. Marian schreef verder dat Nicolien Bottema in de ban was van het Mosschelpje (Chromocyphella muscicola), maar misschien is dat een tikkeltje overdreven. Marian wist dat zij hem in Haren zag groeien op een Zomereik en vertelde dat aan Nicolien. Daarop volgde een reactie dat dit beslist niet kon, want: "Alle boekjes maken melding dat ze alleen maar op Beuk voorkomen". Dat laatste moet worden weerlegd. Dit schelpje kom je weliswaar tegenwoordig veelvuldig tegen op beuken, maar hij parasiteert op de daarop levende mossen. Die mossen komen ook voor op andere bomen, waaronder op eiken, en dus kun je ze ook op de bast daarvan zien. De boom levert wel de standplaats, maar vormt zelf niet het substraat waarvan het Mosschelpje leeft. Voor 2005 is deze cyphelloïde basidiomyceet slechts één keer in Nederland gemeld, maar daarna is het (razend)snel gegaan en wordt hij steeds vaker gezien (nu al in zo'n 350 uurhokken, voornamelijk in pleistocene gebieden). Hij is goed herkenbaar, niet niet direct aan hun nietige uiterlijk van een paar mm, maar vooral aan de wit uitgebeten kringen van het mos (vooral klauwtjesmossen) op de stam van bomen. Je zou ze zo vanuit de auto kunnen noteren! De sterke toename van waarnemingen wordt vooral geweten aan die herkenbaarheid, waardoor er meer op wordt gelet, maar daarnaast zal er zonder meer sprake zijn van een uitbreiding van het areaal. De foto is van Henk Pras.

 

Citroenstrookzwam en Plooivlieswaaiertje

Vrienden van ons, Marleen Riegman en Hans Klamer uit Peize verkeren al bijna een jaar in Nederland vanwege het corona-gedoe, maar eigenlijk horen ze ergens in het buitenland te zijn, onderweg tijdens een 'eeuwigdurende' wereldreis. Als een surrogaatvervanging zijn de grenzen verlegd en maken ze (uit arren moede) wandelingen hier in den lande. Over hun belevenissen houden ze een blog bij (met veel foto's) en dat doen ze ook over hun belevenissen in Nederland. Ze stuurden recent (eind februari) twee foto's van paddenstoelen en vroegen om correcte namen, want: "Al was het alleen al om ons het schaamrood op de kaken te besparen". Ik antwoordde dat ik de Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) en het Plooivlieswaaiertje (Plicaturopsis crispa) herkende, maar ook dat zij met enige moeite deze namen zelf in de gids Paddenstoelen in Noordenveld hadden kunnen opzoeken. Het antwoord volgde snel: "Ha! Er is toch maar één ding beter dan een zelf opgezochte identificatie in die onvolprezen Veldgids: identificatie door de meester zelf! Dat voelt als een gesigneerd exemplaar...' Je zou je gevleid kunnen voelen, maar ik dacht: "ja, ja..." Alle reisverslagen zijn trouwens te volgen op hun blog (klik hier).

Tijdens een wandeling op het Balloërveld waren ze iemand tegengekomen die vertelde dat een zeer zeldzame paddenstoel in het Boersterbos (bij Ten Boer) was waargenomen, maar helaas konden ze de naam niet meer herinneren. Ik opperde dat het wellicht een Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca) was, en warempel, beiden konden zich dat 'krul' herinneren en dus moest het hem wel zijn.

 

Rode kelkzwam

Toevallig stuurde Jan Menzinga een foto (zie hierboven) van de, macroscopisch ervan niet te onderscheiden, Rode kelkzwam (Sarcoscypha coccinea) die hij opnieuw bij de Baggerputten in Slochteren had gezien. Ik neem aan dat de soort van die plek eerder is onderzocht. Wie de moeite neemt een blik te werpen op de NMV-site Verspreidingsatlas zal zien dat beide soorten bepaald niet zeldzaam zijn. Bijzonder is wel dat ze zo vroeg in het jaar verschijnen en als er sneeuw ligt steken ze daar mooi tegen af.

 

Sperwer en Winterhoutzwam

Harry Harms stuurde ook enkele foto's. Op de eerste zien we een Sperwer jaarling die in zijn achtertuin op de schutting een geslagen Huismus aan het verorberen is en de twee eronder waarvan hij de naam graag wilde weten. Ik denk dat de meesten de Winterhoutzwam (Polyporus brumalis) ook hebben herkend, hoewel de foto wel iets scherper had gemogen (een euvel waar meer fotografen aandacht aan mogen schenken!). Ik schreef Harry ook dat hij zelf deze paddenstoel in de gids had kunnen opzoeken en dat er ook nog een Vroege houtzwam (P. ciliatus) is die twee vormen kent: f. ciliatus (Zomerhoutzwam) en de forma lepideus (Voorjaarshoutzwam) die onder meer aan de grootte van de poriën zijn te herkennen. Gevat meldde Harry dat hij die Winterhoutzwam niet kon vinden in de gids (een zwak excuus), maar in het aanstaande voorjaar dan maar naar de Voorjaarshoutzwam uit te zien!