Slechts één keer eerder…
Echte liefhebbers van paddenstoelen, en daarmee bedoel ik niet degenen die ze vanwege culinaire genoegens appreciëren, zullen ervan dromen eens in hun leven een mondiaal nieuwe soort te ontdekken. Het overkwam mij een keer, maar niet veel later sprak ik iemand die dit meermaals was overkomen. Hier gold: baas boven baas. Een tikkeltje bescheidener ben je als je een soort voor het eerst in Nederland ontdekt en nog iets meer bescheidenheid is op zijn plaats als het voor de tweede keer is. Dat laatste overkwam ons gezelschap vorige week (25/9) tijdens de excursie die vanuit Zuidvelde plaatsvond. Dat was op de weg terug nadat ik Ipie had verordonneerd een parallel lopend pad te controleren. Daar vond ze een zwammetje met roze plaatjes die aan Henk P. werd overhandigd waarbij de naam hertenzwam werd genoemd. Dat bleek niet te kloppen, want bij controle thuis kwam Henk er achter dat het een beurszwam moest zijn zonder beurs (die was ter plekke blijven zitten) en wel de Kleinsporige beurszwam (Volvariella reidii (GE)). Deze is één keer eerder in Nederland gevonden, toevallig ook in Drenthe, en wel in 2007 bij Nieuw-Balinge. Een zeer zeldzame soort dus en dat geldt voor heel Europa. Over de ecologie is om die reden weinig bekend. Vanwege de grote zeldzaamheid wordt deze vondst nog door een ander gecontroleerd. In alle bescheidenheid kan tevens worden gemeld dat we deze dag, voor het eerst in Drenthe (elders in 21 atlas(uur)hokken), de Kleinsporige vloksteelsatijnzwam (Entoloma dysthaloides (GE)) vonden. Dat is waarschijnlijk de meesten ontgaan, en is zeker gemist door twee oude besjes (niet de oudste twee) die ons tegen het middaguur een prettige voortzetting wensten en vertrokken.
We hadden ons eerst verzameld bij de kerk in Norg om vandaaruit koers te zetten naar Zuidvelde. Dat ’we’ waren de heren Henk Pras en Henk Haantjes, Harry en Cees en een groot contingent dames, bestaande uit Ipie, Janny K., Immy, Marian, Nicolien, Henny, Wil en Mirjam die haar vriendin Désirée Alting had meegenomen. In Zuidvelde werden we opgewacht door Willie Riemsma die daar als verkeersregelaar optrad. Er was weliswaar op woensdag en donderdag wat regen gevallen, maar dat leidt niet direct tot een hogere opbrengst van paddenstoelen. Daar is na de voorgaande lange periode van droogte (veel) regen gedurende langere tijd voor nodig voordat het effect resulteert. Met andere woorden: de verwachting was niet hooggespannen en daarom was er enige vreugde te bespeuren toen onderweg bleek dat er best veel stond.
We begonnen op de brink in Zuidvelde waar een kloeke champignon de aandacht trok. De Reuzenchampignon (Agaricus augustus) oordeelde ik, maar dat werd niet door eenieder gedeeld, omdat ze er een ander beeld van hadden. Toch bleek het hem wel te zijn. Bij een bundeltje opeengepakte zwammen ontstond ook enige verwarring over wat het zou zijn, maar nadat er één was geplukt bleek het de Holsteelboleet (Suillus cavipes (KW)) te zijn. Het geslacht Clitocybe was deze dag goed vertegenwoordigd en de meest opvallende, die we op meerdere plekken tegenkwamen, was zonder meer de penetrant ruikende Spieringtrechterzwam (C. phaeophthalma) te zijn die zijn naam meer dan waar maakt. Het is een ’trechter’ die we dit jaar opvallend vaak tegenkomen. Voor 2000 was hij nog niet eerder in Drenthe gezien, maar nu is het hier een matig algemene soort die elders in het pleistocene deel van Nederland voorkomt, maar vooral in het duindistrict en Zuid-Limburg. Je kunt stellen dat hij na 1990 een echte revival kende, namelijk van 40 naar 200 uurhokken nu.
Wat we ook geregeld aantreffen is de Gekraagde aardster (Geastrum triplex). Dat is de meest algemene aardster (van de 19 vertegenwoordigers van het geslacht Geastrum) die in Nederland voorkomt, en wel in 700 uurhokken. Dat is heel wat meer dan de nummer twee van de lijst, de Gewimperde aardster (Geastrum fimbriatum) die in 226 hokken is gespot. Van deze aardster vonden we één groepje. De Gekraagde aardster, die we deze dag tamelijk vaak ontdekten, werd daar overigens eerst voor uitgemaakt, omdat de kenmerkende kraag ontbrak. Meestal ontstaat die op latere leeftijd. We vonden ze in alle fases en een keer zelfs een groep van maar liefst meer dan vijftig exemplaren. Zoveel had ik nog nooit bijeen gezien. Uiteraard werden de nodige kiekjes van deze fotogenieke aardster gemaakt.
Omdat er enkele beginnende ’mycologen’ met de groep mee waren moest er bij tijd en wijle iets over de vondsten worden verteld. Bijvoorbeeld over het feit dat russula’s hun kleur kunnen verliezen. Een rode braakrussula kan wit zijn nadat regen het pigment uit de hoedhuid heeft gespoeld. Soms zien paddenstoelen er na droogte anders uit dan gebruikelijk. Ze zijn gestrest en vertonen barsten. Hoe een Schubbige inktzwam (Coprinus comatus) eruitziet is bekend, maar toen we er één vonden met een ring werd geroepen dat het de Geringde inktzwam (Coprinus sterquilinus (EB) zou kunnen zijn. Dat is echter een zeer zeldzame soort, die we lang geleden tegenkwamen op mest in het ponyweitje voor het Steenbergerveld. Die mest moet dan wel zuiver zijn, want zodra dieren ’middelen’ (bijv. antibiotica) krijgen toegediend zie je deze inktzwam niet meer. Dat geldt tevens voor de Speldenprikzwam (Poronia punctata (KW)). De inktzwam die we hier vonden bleek gewoon een Schubbige inktzwam zonder schubben te zijn en door dat rare plekje bovenop de hoed was de groei er kennelijk uit en was dus kleiner dan normaal.
Op enkele uitzonderingen na zijn de meeste vezelkoppen die we tegenkomen minder fotogeniek en daarom is er maar weinig belangstelling voor om ze te fotograferen. Ook vandaag waren er van ’die bruine dingen’ die meestal pas na microscopisch onderzoek een naam krijgen. Dat geldt niet per se voor de in het veld redelijk goed te herkennen Gevlekte vezelkop (Inocybe maculata). Zo’n beetje op het eind van de excursie kwamen we daarvan ook een onwaarschijnlijk grote groep tegen. Ik telde daar 173 exemplaren, maar werd verbeterd door Henk P. die wist dat er 174 stuks stonden. Een andere soort die in het veld goed op naam is brengen is de Wijnrode vezelkop (Inocybe adequata (KW)). Deze wordt vooral op kleiige bodems gevonden, maar ik vond hem al eens eerder bij de Julianakerk in Roden. Net als daar is er tussen Zuid- en Westervelde sprake van lemige bodems waar regenwater meer blijft hangen. Dat is waarschijnlijk ook de verklaring voor het feit dat we deze dag tot een onverwachte score van 137 soorten kwamen. Vanaf nu mogen sowieso meer paddenstoelen worden verwacht nu de weersomstandigheden een stuk gunstiger zijn geworden.
Cees Koelewijn, coördinator.
Klik hier voor meerdere foto's