Drie keer rood

 

Globaal geschat staan er op een gemiddelde inventarisatielijst zo’n 10% soorten van de Rode Lijst, soms iets meer, soms iets minder. Dat haalden we tijdens deze inventarisatie in het elzenbroekbosgebied de Lettelberterpetten bij lange na niet, want we kwamen tot een schamele score van 4%. Maar om nu te zeggen dat er minder te beleven viel is beslist niet zo, want dat kun je niet ophangen aan zo’n percentage. Sterker, het werd een excursie waar juist veel viel te beleven, hoewel dat voor een deel blijkt na de uitkomst van de microscopische controles.

 

Op de parkeerplaats bij de boerderij (werkschuur) De Hooilanden van het Groninger Landschap trof ik deze dag een elftal deelnemers. Dat was een ietsje minder dan verwacht, maar wellicht dat sommigen bevreesd zijn besmet te worden door het COVID-19 virus. Voor Harry, Leo, Martin, Henk P., Geert de Vries en de dames Marian, Henny, Mirjam, Carla, Janny K. en Immy gold dat vandaag niet. De kans dat je tijdens een excursie in de buitenlucht iets oploopt schijnt nihil te zijn. Op het verzamelpunt scoorden we al enkele soorten, waarbij Henk zich begeesterd toonde bij het zien van een groep Geschubde inktzwammen in staat van ontbinding. Ik was er minder van gecharmeerd, want zie ze toch liever in een andere, frissere staat. Oordeel zelf maar… Bovenop de ’wierde’ - of moet ik zeggen veenterp - aldaar stonden nog andere zaken die de belangstelling van de fotograven had: bijv. Tranende franjehoed (Lacrymaria lacrymabunda) en de Zwartwitte veldridderzwam (Melanoleuca polioleuca).

 

Dat nam nogal wat tijd in beslag en dus zette ik met enkele volgelingen koers naar de petten vijfhonderd meter verderop. De rest volgde later wel. Je loopt over een kade ernaartoe waar zo goed als niets is te beleven. Voor we er waren sprak Geert de hoop uit alle zompzwammen te zien. Die ambitie moest direct worden getemperd, want van de 20 vertegenwoordigers van het geslacht Alnicola is de helft erg zeldzaam of zijn zelfs in Nederland verdwenen. Daarom werd het verlangde aantal teruggebracht tot een stuk of vijf en dan is het mooi dat het er zes werden, waaronder twee zeldzame. Waarom Geert zo tuk was op die zompzwammen bleef onbeantwoord, maar waarschijnlijk dacht hij ze ’mooi’ te kunnen fotograferen. Helaas vergt het nogal wat moeite van ’die bruine dingetjes’ een acceptabele compositie te maken en was dat de reden. Toch waren er twee bij die zonder meer vanwege hun zeldzaamheid er voor in aanmerking kwamen, maar dat was achteraf. De Rimpelige zompzwam (A. submelinoides (BE)) is er één en de andere, de Geraniumzompzwam (A. geraniolens)), is nog zeldzamer, want die is slechts bekend van drie andere atlasblokken.

 

Vooraf was door rayonbeheerder René Oosterhuis al gemeld dat ondanks de gevallen regen het terrein nog redelijk goed begaanbaar was. Dat bood de gelegenheid op bepaalde plekken het moerasbos te penetreren, Soms is dat een hachelijke zaak, want als je niet oppast ga je onderuit en/of loop je kleerscheuren op. Natuurlijk kon je verwachten veel Elzenbundelzwammen (Flammula alnicola) te zien en dat gebeurde dan ook. Een andere soort die we veel tegenkwamen was de Prachtvlamhoed (Gymnopilus junonius), altijd voer voor de fotografen. Dat gold zeker voor de Elzenweerschijnzwam (Mensularia radiata) die zich in vele gedaantes liet zien, vaak gutterend. Op enkele plekken kwamen we gordijnzwammen tegen, maar dat is een geslacht waar de meesten zich liever niet aan wagen. Wel konden er twee worden benoemd, waaronder de Kleine elzengordijnzwam (Cortinarius bibulus (KW)) die nog wel moest worden gecontroleerd om verwisseling met de Kleinste elzengordijnzwam (C. lilacinopusillus) uit te sluiten. Beide zijn ’ieniemienie gordijntjes’. Dat ’ieniemienie’ gold ook voor een fopzwam waardoor de gedachte opkwam dat dit iets anders was dan de gebruikelijke Gewone fopzwam (Laccaria laccata), maar na enig speurwerk werd het toch weer gewoon een ’Gewone’.

 

Zonder dat iemand het in de smiezen heeft stopt onze superdeterminator Henk P. kleine dingetjes in één van zijn doosjes, maar vaak wordt hem ook wel één en ander aangereikt. Misschien zat daar wel het vrij zeldzame Schijnknoopje (Hymenoscyphus pileatus) bij en hoe het Zeggevlieskelkje (Rodwayella citrinula) bij hem belandde is niet bekend. Wel dat het een uiterst zeldzame soort is die slechts één keer eerder in Nederland is gevonden en wel ergens in Noord-Beveland (ZL). Zonder het in het veld door te hebben was dat achteraf ’de klapper van de dag’. Vroeger werd dit vlieskelkje, net als de andere vlieskelkjes, nog gerekend tot het geslacht Hymenoscyphus en heette toen H. citrinulus.

 

Voor Janny was er op het gebied van myxo’s weer eens werk aan de winkel, hoewel dat nog op een bescheiden schaal was. Bij één meldde ze al dat het één van de vele kalkkopjes was en dat bleek uiteindelijk het Groot kalkkopje (Physarum robustum) te zijn. Bij een ander spannend dingetje die ik mocht aanleveren moest ze echter enigszins gefrustreerd het antwoord schuldig blijven. Bij de determinatie daarvan liep ze erin vast. Dat gebeurt trouwens veel vaker, zoals bij de eerder genoemde gordijnzwammen. Dat geldt ook voor vaalhoeden en franjehoeden. Je zou af en toe het bijltje erbij neer willen gooien, ware het niet dat er zoveel moois over blijft waar je wel steeds weer je op kunt verheugen.

 

Nadat we omstreeks het middaguur afscheid hadden genomen van enkele dames werd daarna met iets meer snelheid de terugweg aanvaard. Kennelijk ging dit twee andere dames nog niet snel genoeg en gingen alvast vooruit. Helaas misten ze een afslag en moesten ze een enorme omweg maken, terwijl het fysieke ongemak danig opspeelde. Gelukkig voor hen toonde een boerin zich bereid een lift te geven. Ze kwamen op de parkeerplaats aan toen alle anderen al lang en breed op weg naar huis waren.

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

klik hier voor meer foto's