Bankenbosch, 4 september
Vooraf was ik niet al te hoopvol gestemd op een redelijk resultaat en zei dat ook toen we net waren gestart. De vorige keer (Lutjegast) kwamen we tot 64 soorten, wat voor de tijd van het jaar (en na de grote droogte) alleszins behoorlijk was. Maar in eigen omgeving zag ik heel weinig, zoals bijvoorbeeld in De Kleibosch waar het maar niet wil vlotten met de mycoflora. De opkomst was desalniettemin heel behoorlijk: Harry, Nicolien, Henk P., Henk v.d. B., Janny K., Wil, Mirjam en, voor het eerst, haar zus Carla, Angela en, ook voor de eerste keer, Jan de Vries die uit Den Andel was overgekomen. Met mezelf erbij waren we dus met een elftal dat uiteindelijk onverwacht een honderdtal soorten zag. Daar bovenop kwamen nog pakweg 30 namen, maar dat komt later.
Vanaf de start werden al enkele namen genoteerd, waaronder de fotogenieke Stinkparasolzwam (Lepiota cristata). Hoofddoel van de excursie was het Fijnsparreservaat waarvoor enkelen speciaal waren gekomen. Dat ligt in een voor het publiek niet toegankelijk rust- en stiltegebied en om bij het reservaat te komen loopt een pad langs de heide waar we altijd vrij veel vinden. De gebruikelijke wasplaten ontbraken deze dag, maar dat werd gecompenseerd door een zestal satijnzwammen. Vooral in het oog springend was de zeer talrijk aanwezige Zwartsneesatijnzwam (Entoloma serrulatum(KW)). Verder vonden we daar ook nog de Bruine zwartsneesatijnzwam (E. caesiocinctum (KW)), de Gele satijnzwam (E. formosum (GE)) en de Bruine satijnzwam. In het ernaast gelegen bos zagen we de twee andere en daarbij stuitten we vele keren op de Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare). Nooit eerder zag ik deze op denappels groeiende stekelzwam zo vaak. Vanwege al het fraais, dat uitvoerig werd gefotografeerd, schoot het niet erg op. Daarom werd bij de aftakking naar het reservaat het twaalfuurtje gehouden, waarbij enkele liggende stammen goede zitplaatsen boden.
Uitgerust gingen we daarna weer op pad en kwamen onderweg, voordat we in het reservaat aankwamen, nog enkele bekende soorten tegen, waaronder de Heidezwavelkop (Hypholoma ericaeum (BE)). Henk P. had onderweg al het nodige ’klein spul’ verzameld. Een bekende was de scrabblesoort Krentenbrijspinragschijfje (Eriopezia caesia), maar er was veel 'ander spul'. Janny Kramer ontfermde zich onderweg over de myxomyceten. Heel bijzonder was de vondst van het Wratsporig pluimkussentje (Symphytocarpus impexus). Deze is voor 1990 een paar keer in Nederland gevonden en daarna slechts één keer. Daarbij komt nu dus haar vondst.
Aangekomen in het reservaat bleek dat er wel paddenstoelen stonden, maar dat was per soort meestal slechts een enkel exemplaar. Dat gold bijvoorbeeld voor de Kamfergordijnzwam (Cortinarius camphoratus (GE)) en de Appelrussula (Russula paludosa (GE)). Ondanks dat was de sfeer opperbest en dat had alles te maken met de serene stilte die er heerst. Tenminste als die niet werd verstoord door opgetogen kreten van sommigen. Op een gevallen Fijnspar werd een groot deel overwoekerd door een verdroogde korst waar eerst geen naam aan kon worden gegeven, maar later wel. Het was de Witte plakkaatstrookzwam (Antrodia sinuosa (KW)), hoewel niet iedereen daarvan overtuigd was. We houden het in de gaten.
Na het reservaat was de rek er bij de meesten wel uit en werd er daarom de kaart (GPS) erbij gehaald om te zien wat de kortste weg terug was. Dat bleek een andere dan waar enkelen voor hadden gekozen, waarop zij op hun schreden terugkeerden. Nadat iedereen per auto of per fiets was vertrokken werd het km-hok bij de sluis nog nader door mij onderzocht. Via een bosje aan de andere kant van de weg leidde een pad naar de fraaie lanen met ca. 80 tot 100-jarige bomen bij de penitentiaire inrichting Norgerhaven. Dat leverde daar tal van soorten op, vooral boleten en russula’s, en de meest bijzondere was zonder meer de daar niet verwachte Antracietrussula (Russula antrhracina (EB)). Ik was er zo’n beetje klaar toen ik via een intercom plotseling op barse toon werd aangesproken: ”Wat doet u hier. Dit is verboden terrein. U ziet die hekken toch”. Via camera’s hadden ze me in de smiezen gekregen en dat ik er paddenstoelen zocht moeten ze ook hebben gezien, want enkele er smakelijk uitziende exemplaren eekhoorntjesbrood verdwenen in mijn tas. Er volgde een vermakelijke discussie (van mijn kant), want via het pad vanuit het bosje waaruit ik kwam was er geen bord te zien. Na een dwingend advies: ”Ik wil dat u nu weggaat” vertrok ik maar, onderwijl nog enkele soorten noterend met daarbij de Hanenkam (Cantharellus cibarius (GE)). Een volgende keer moet ik maar proberen een vergunning zien los te peuteren, want die lanen daar herbergen vast veel meer interessants.
Cees Koelewijn, coördinator
Klik hier voor meer foto's