Blozen op het Noordsche Veld

 

Het heeft er de schijn van dat het langzaamaan wat minder wordt met de mycoflora. Niet dat we terug kunnen kijken op de ’uitbundig’ paddenstoelenseizoen, want goed beschouwd was het dit jaar niet echt denderend. Elders in het land kon het trouwens heel anders zijn. Desondanks is er nog wel vrij grote belangstelling om het veld in te trekken op zoek naar ’exclusieviteiten’, zo ook deze keer. Dan heb je het vooral over, zoals interim-excursieleider Henk van den Brink in het vorige verslag schreef, de bekende namen; de dames Wil, Willie, Immy, Geertje, Tineke, Janny en Annet (voor de tweede keer aanwezig) en de heren Henk Haantjes (voor het eerst dit jaar), Martin, Leo, Harry, Jan en Cees.

 

 

Voor Janny Kramer was het wederom een crime om de plek van bestemming te bereiken, omdat door wegafzettingen een grote omweg noodzakelijk was. Nou luidt in dit soort gevallen voor mij het credo: ’Eerst zien, dan geloven’. Maar ja, ik wist wel van de plaatselijke situatie en dan geldt: ’Het doel heiligt de middelen’ ofwel: Waar een wil is is een (doorgaande) weg’… etc., maar dat zijn wijsheden achteraf. En dan zal ik het maar niet hebben over de keren dat achteraf... Gelukkig was er voor Janny een schrale troost, want vandaag viel op myxo-gebied voor haar wel het een en ander te beleven                                                                                                                                     

                                                                                                                           

En nu naar de aanhef van dit verslag: In 2020 bezochten we dit gebied op 23 oktober ook al eens en dan kun je (nu, iets later in het jaar) bepaalde soorten tegenkomen die je toen ook al zag. Daarom keek ik links bij de ingang van het bos uit naar de Bruine grauwkop (Lyophyllum confusum) die daar toen stond. Dat zijn erg moeilijk te determineren soorten die we (Henk Pras en ik) kenden van het ’Buinerbosje’. Daar stond hij bij Fijnspar en hier onder Zomereik. Dat bracht twijfel, maar uiteindelijk klopte het wel. Nu stond hij er helaas niet, maar als hij er wel had gestaan dan was hij slechts van die plek bekend, want tussen andere grauwkoppen in… Zeg het dan maar.  Iets verderop ontdekte Henk toen ’de klapper van de dag’, een schijnridderzwam, en jawel, ook vandaag stonden er pakweg 15 exemplaren. Probleem was dat de naam me was ontschoten, vandaar een blosje op mijn wangen vanwege (lichte) schaamte dat ik de naam van deze belangwekkende vondst niet meer wist. Die was thuis gemakkelijk te achterhalen door het verslag van 2020 erop na te lezen waarna bleek dat het om de Blozende schijnridderzwam (Lepista martiorum) ging. Die is nu slechts bekend van maar 10 uurhokken, toen nog minder,  en vandaar het predicaat: zeer zeldzaam. Overigens is deze vondst vandaag door maar een paar mensen waargenomen, want in hun enthousiasme waren de vooruitgeschoven posten al te ver doorgelopen om terug te roepen.

 

 

Een andere ’bezienswaardigheid’ diende zich aan langs het fietspad dat naar de heide loopt. Daar staan geregeld nogal wat vezelkoppen, maar ’gelukkig’ waren dat er vandaag maar een paar van deze ’bruine jongens’. Onder de microscoop toonde één daarvan zeer kenmerkende stervormige sporen en dan weet je dat je te maken hebt met de Sterspoorvezelkop (Inocybe asterospora (KW)), een soort die ik een stuk of vier keer eerder zag. Er is trouwens een vezelkop waar ik naar uitkijk met sporen die nog veel spectaculairder zijn, Inocybe cicatricata, maar die is nog nooit in Nederland waargenomen. Bij een deel met lariksen hadden we het over de Holsteelboleet (Suillus cavipes (KW)) waarvan we twee jaar eerder de forma aureus vonden. Nu stond er van deze ’gouden uitvoering’ toch nog één exemplaar. Er was de nodige aandacht voor dwergoortjes en vanwege de harige aanhechting werden ze uitgemaakt voor Harig dwergoortje (Resupinatus trichotis), maar er zijn mensen die deze en het Kaal dwergoortje (R. applicatus) liever op één hoop gooien.

 

 

Een klein uitstapje op de heide bracht enkele soorten die je daar kunt verwachten, zoals de Veenmycena (Mycena megaspora (KW)) en de Heidekleefsteel (M. pelliculosa (KW)) en vanwege de daar grazende, zeer vriendelijke en aanhalige, Drentse heideschapen, enkele mestpaddenstoelen. De terugweg bracht nog enkele vermeldenswaardige soorten. Eerst viel er op een bekende plek een enkele Pagemantel (Cortinarius semisanguineus (KW)) te ontdekken en op de berkenstammetje meenden we de perfecte vorm van de Berkenweerschijnzwam (Inonotus obliquus) te ontdekken, maar waarschijnlijk hadden we toch te maken met een Elzenweerschijnzwam (I. radiata). Dat wordt nog nader onderzocht. Dichtbij de gebouwen van Staatsbosbeheer stonden nog twee groepjes Witte bundelridderzwammen (Clitocybe connata) langs het pad. Dat is een soort die we niet vaak zien, hoewel het best een algemene soort is. Het vormde een mooie afsluiting van de dag.

 

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klik op de foto voor vergroting

Blozende schijnridderzwam, foto: Henk Pras

Troskalknetje-beginfase, foto : Janny Kramer

Blauwe kaaszwam, foto : Jan de Vries

Op pad, foto: Leo de Vries

Stekeltrilzwam, foto: Wil Folkers

Witte bundelridderzwam, foto: Harry Harms

Lunch, foto: Tineke Schwab