Een verregende dag op 14 oktober
Je hebt van die dagen waarbij je vooraf weet dat er een buitje kan vallen. Op zich niet erg, want je kunt je erop kleden en op deze dag zou het bij een tijdelijk buitje blijven. Niet dus. Het noopte Leo en Martin ertoe al vrij spoedig de handdoek in de ring te gooien. Leo was niet goed gekleed en aangezien Martin met hem meerijdt moest ook hij de sessie beëindigen. Halverwege was het de beurt aan Wil en Willie om er de brui aan te geven. Ze zagen het niet meer zitten om onder de druilerige omstandigheden verder op zoek te gaan naar mycologische snuisterijen. Voor de overigen, Henk v.d. B., Immy, Harry, Hugo, Hans en ondergetekende was het daarna aanleiding om de terugweg versneld te aanvaarden. Anderhalf uur eerder dan gepland waren we terug bij de auto’s. Thuis bleek dat de waterdichte jas zo lek als een mandje was en dat zelfs mijn onderkleding nat was.
De excursie voerde ons vandaag naar het tijdens de laatste ijstijd ontstane Esmeer. Het is de grootste pingoruïne van Drenthe, mooi rond van vorm met een diameter van meer dan 500 meter. In deze tijd van het jaar is het een geliefde slaapplek voor ganzen. Henk probeerde mij nog wijs te maken dat er bij Gees een nog grotere pingoruïne is, maar dat is niet waar. De beukenlaan naar het Esmeer leverde links en rechts talloze soorten op, vaak fotogeniek zoals de Stekeltrilzwam (Pseudohydnum gelatinosum). Die heeft natuurlijk niets te maken met beuken, want het is een saprotrofe soort die op naaldhout groeit. Dat geldt tevens voor de Bundelchloormycena (Mycena stipata). De beukenlaan kent links en rechts verschillende milieus en dus ook een gevarieerd aanbod van paddenstoelen. Zo vonden we vandaag in alle vier km-hokken waar we kwamen de Veenmycena (Mycena megaspora (KW)). Wat wel met beuken heeft te maken is het Mosschelpje (Chromocyphella muscicola). Dit schelpje was voor 2005 nog een grote onbekende, maar sindsdien is hij met een onstuitbare opmars bezig, met als gevolg dat hij al in zo’n 400 uurhokken is waargenomen. Hij parasiteert op mossen en veroorzaakt door zijn eetlust witte kringen op de met mos begroeide stammen. Overigens wordt hij ook wel op andere boomsoorten waargenomen. Het verhaal gaat trouwens dat hij, vanwege die opvallende witte kringen in het mos vanuit de auto wordt genoteerd.
Ook voor de Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) geldt het verhaal over de opmars. Voor 1990 was het nog een betrekkelijke zeldzaamheid (15 uurhokken), maar daarna is het crescendo gegaan en nu is hij al bekend van ruim 600 -hokken. Overigens vond Henk deze kleinood op de stam van een Beuk, daar waar je hem vooral op wilgenhout ziet. Kennelijk is hij niet al te veeleisend wat betreft zijn standplaats. Naast de vele berkenboleten (Leccinum scabrum s.l.) viel vooral het voorkomen op van de Holsteelboleet (Suillus cavipes (KW)) op. Net als de Veenmycena kwam deze mooie boleet in alle vier hokken voor en dan weet je ook dat in al die hokken lariksen staan. Verder kwamen we veel Koeienboleten (Suillus bovinus) tegen, een begeleider van dennen. Regelmatig wordt daarbij de Roze spijkerzwam (Gomphidius roseus) gezien, maar vandaag niet. En droog werd het ook niet meer en dus waren we maar wat blij toen we weer bij de auto’s arriveerden. We konden nog net Wil uitzwaaien, maar ze had haar blik strak op de weg gericht en zag ons niet wuiven.
Cees Koelewijn, coördinator
Klik hier voor meer foto's