Ploeteren in Westervelde, 5 nov.

Misschien heeft het ermee te maken dat met het voortschrijden van het seizoen de animo om het veld in te trekken minder wordt. Het wordt kouder en de resultaten lopen terug. Niet overal, maar in Westervelde kwamen we er al snel achter dat een score van + 100 nog een opgave zou worden. Er waren nogal wat afzeggingen (dat hoeft niet), maar toch viel het aantal mensen dat op deze inventarisatie afkwam erg tegen: Janny K., Wil, Willie, Immy, Harry, Arjan en Cees. En dat terwijl de omgeving waar we vandaag verkeerden was omschreven als afwisselend en veelbelovend. Bovendien was het best heel aardig weer.

 

Als eerste werd de omgeving ten noorden van de voor Janny onvindbare Broekdijk verkend. Zij was als eerstkomende daar een paar keer aan voorbij gereden, omdat de weg er niet werd aangeduid. Afwisselend was het er zeker en met het vele vallende blad konden we er genieten van een mooie herfstsfeer. Bij de entree van het bos kon je zien dat het echt herfst is. Daar en verderop in het bos stonden vele duizenden Draadknotszwammen (Macrotyphula juncea). Verder stond er niet iets waarvan je uit je dak ging, maar een groepje van de Slijmsteelmycena (Roridomyces roridus) en de Wollige franjehoed (Psathyrella artemissiae) vroegen om extra aandacht (van de fotografen). Wel was er eindelijk weer wat werk aan de winkel voor Janny, want bovenop een stobbe werden myxo’s ontdekt die later bij haar thuis werden ontmaskerd nadat ze hun ware gedaante (gerijpt) lieten zien. Het bleek te gaan om het Golvend kroeskopje (Comatricha pulchella), een vrij zeldzame soort. Om dit deel van het bos te verlaten werden we genoodzaakt een afstand door een gedeelte met Fijnsparren te overbruggen. Omdat die daar op smalle rabatten zijn geplaatst (waarschijnlijk om te voorkomen dat de Dennenmoorder (Heterobasidium annosum hier de kop zou kunnen opsteken) werd er geploeterd om de hindernissen (de greppels) te nemen. Voor de oudjes onder ons was het nog net te doen.

 

Het bos ten zuiden van de Broekdijk werd daarna aan een inspectie onderworpen en Willie leidde ons naar een punt waar eerder, een jaar of meer geleden, wasplaten waren gezien. Wel vonden we er nogal wat Sneeuwzwammetjes (Hygrocybe virginea (GE)), maar een mooie soort als de Weidewasplaat (H. pratensis (KW)) vonden we er niet terug. Harry ontdekte nog een grote plakkaat van de lekker naar citroen ruikende, licht citroengele, hoe kan het ook anders, Citroenstrookzwam (Antrodia xantha). Zo’n twintig jaar geleden was dit nog een zeldzaam voorkomende soort, maar tegenwoordig is het een algemene soort en bekend van meer dan tweehonderd atlasblokken op het Pleistoceen. Daarbuiten komt hij niet voor. Een ietwat blauwige gordijnzwam werd uitgemaakt voor de Vaaggegordelde gordijnzwam (Cortinarius anomalus), want iemand wist dat zoiets meer is gezien. Ik vertrouwde het niet helemaal en nam twee exemplaren mee (meer waren er niet) om te fotograferen en om te drogen, maar vergat later zulks te doen. We waren namelijk weer terug bij de auto’s voor de lunch en was daardoor afgeleid. Dat was mede het gevolg van een spectaculaire bladval na een lichte windvlaag. De op de parkeerplek aanwezige beuken lieten toen massaal hun blad vallen.

 

Voor de middagsessie stapten we in de auto om het kilometerhok eronder te bezoeken. Eén van de meest opvallende soorten die we vonden was ’de meest zielige zwam van Nederland’ en dan weet je dat we het hebben over de Dakloze huiszwam (Serpula himantioides). Op een gegeven moment hield het pad op en werden we verplicht ruim 500 meter door het beekdalletje Tusschen Bruggen te ploeteren. Niks geen schraal hooiland, maar welig tierend gras dat ook nog eens zo hoog en nat was dat ik er natte voeten aan overhield. Zonder ook maar één zwammetje daar te hebben gezien konden we uiteindelijk het bos weer in duiken. Terug bij de gestalde auto’s was het nog zo vroeg dat we besloten een deel van de berm (met Zomereik) te bekijken. De weg heet daar De Fledders en het leverde nog een tiental soorten op waardoor voorwaar de eindscore boven de 100 werd getild. Er stonden veel gordijnzwammen in de schrale berm, die we helaas niet konden benoemen, op de Lilastelige – na (Cortinarius vernus). Een opvallende verschijning was een sterk aangevreten donkerrode russula met een fraaie rode steel. Na veel geploeter kwam ik uit op de Russula graveolens s.l. incl. amoenoides, clavipes, faginea, subrubens, maar het zal geen van die soorten betreffen. Wellicht wordt er nog een keer naar gekeken, want zo'n uitkomst als deze is erg onbevredigend..

 

We waren inmiddels een mesterij genaderd hetgeen duidelijk in de berm waarneembaar was. Die was daar niet meer schraal maar zichtbaar verrijkt door de uitstoot van stikstof. De andere kant van de weg (een niet beboomde berm) werd weer interessant toen we het landbouwgebeuren een eind achter ons hadden gelaten. Er stonden vuurzwammetjes (Hygrocybe miniata), Gele knotszwammen (Clavulinopsis helvola (GE)) en een Honinggeel mosklokje (Galerina pumila) vormde het slotakkoord.

 

Cees Koelewijn, coördinator  

 

Klik hier voor meer foto's