In het sparrenwoud (1/10)

 

Op het afgesproken verzamelpunt bij voormalig hotel Hartlief in Buinen trof ik een mooie groep mensen, maar er waren ook enkele mensen die ik miste. Eén daarvan (Tineke Schwab) kwamen we tegen toen we nog maar net waren vertrokken. Door Tom met dezelfde achternaam was ze naar een geheel andere plek buiten Buinen gedirigeerd om daarna toch maar op haar schreden terug te keren. Tom is nu eenmaal niet altijd te vertrouwen. Je leest wel over mensen die een route volgen en in plaats van een bocht te nemen de foutieve informatie van Tom volgen en pardoes een kanaal inrijden (en daarbij soms verdrinken). Op de plek waar we moesten zijn troffen we Inge S. en Geert die ook deze keer de immer hongerige Wanda bij zich had. De overige deelnemers waren Wil, Jan M, Jan de V., Henk H., Martin, Hans, Leo en Harry.

 

Dat van dat woud in de aanhef is natuurlijk overdreven, maar als je het goed wil uitpluizen ben je er maar zo een dag onder de pannen. Nu ging het een stuk vlotter, omdat er bij lange na niet de aantallen (verschillende) paddenstoelen stonden die je er soms massaal ziet. Wel vonden we sporadisch de bekende smaakmakers van het bos waar sommige deelnemers echt trek in hadden: Slijmige spijkerzwam (Gomphidius glutinosus (BE)), Amandelslijmkop (Hygrophorus agathosmus (BE)), Kleine sparrenrussula (Russula nauseosa (KW)) en Vierslippige aardster (Geastrum quadrifidum (EB)). Een soort waarop verheugd werd gereageerd dat hij er al stond was ’Neerlands Mooiste’, oftewel de Vliegenzwam (Amanita muscaria). Het is zonder meer de meest gefotografeerde paddenstoel van Nederland en mooi is hij inderdaad, maar of het nu echt de mooiste is… Het is in ieder geval wel met eekhoorntjesbrood, cantharel en elfenbankje een soort die bij het mycofobe Nederlandse volk redelijk goed bekend is, maar waaraan hij zijn naam ontleent is hen onbekend. Het is altijd een leuk item om bij een excursie voor ’gewoon publiek’ aan te snijden, maar voor deskundigen is dat volgens mij niet nodig.

 

We vinden hier (en erbuiten) altijd wel de nodige vezelkoppen en gordijnzwammen en dan is het mooi dat Inge er bij was. Zij ontfermde zich graag over enkele zaken en daarbij was, na onderzoek, de Bruine zandvezelkop (Inocybe subcarpta (BE)). Vanwege dat BE zou je kunnen denken dat het een zeldzame soort is, maar de Verspreidingsatlas leert dat hij matig algemeen voorkomt op het pleistoceen. Frappant is wel dat hij in 30 van de 38 uurhokken van voor 1990 daarna niet meer is genoteerd, maar nu wel in 59 uurhokken voorkomt. Een wispelturig zwammetje dus. Enige hoofdbrekens veroorzaakte een grauwkop (dat doen ze vaker), waarbij Inge uitkwam op de Kleinsporige grauwkop (Lyophyllum mephiticum), maar wat er niet bij hoorde waren de aflopende lamellen.

In dit sparrenbosje, wat het goedbeschouwd is, dat zo’n 25 jaar geleden is aangeplant is inmiddels opnieuw flink gekapt. Dat is al eens eerder gebeurd (een dunning). Toen waren het rijen in de lengte van het bos, nu overdwars en tevens zijn er enkele kapvlaktes (van bescheiden formaat) ontstaan. Het lijkt het begin van het einde van dit, vanwege de specifieke mycoflora, unieke sparrenbosje. Maar Geert heeft achterhaald wie de grondeigenaar is, een boer, en gaat met hem in gesprek. Wat de uitkomst van dit gesprek is moeten we afwachten, maar uiteraard zijn we daar benieuwd naar.

 

Iets voor lunchtijd moesten we afscheid nemen van Geert, want hij moest zich voorbereiden op een trip naar Polen waar hij de ultieme plaatjes van de Zeearend wil schieten. Wij vroegen hem nog waarom hij niet ’gewoon’ naar het Zuidlaardermeer ging, want daar zie je ze ook. Daar ging Geert niet op in. Het was een fikse tegenvaller voor Wanda, want tijdens de onderbreking is er voor haar het meest te snaaien. Daarom volgde ze Geert met grote tegenzin vanwege een half gevulde maag. Ook Henk H. gaf er de brui aan: de jaartjes beginnen te tellen. Tijdens het middagmaal bracht een onverlaat het item vaccinatieplicht te berde. Er was een onverwachte teneur jegens ongevaccineerden te bespeuren om zij die ziek worden niet te helpen: ’eigen schuld, dikke bult’. Maar zo werkt het hier, en elders, gelukkig niet. Uw coördinator greep in door een ander onderwerp aan te snijden, paddenstoelen, want daar kunnen we ons beter mee bezighouden.

 

We waren inmiddels al bijna op het eind van het ’sparrenwoud’ en nu gingen we in plaats van terug te keren via het pad tussen het loofbosgedeelte en de sparren rechtdoor. Een goede keus! Niet dat er veel meer paddenstoelen stonden, maar er waren wel enkele daar niet verwachte soorten bij. Als eerste was dat de Wollige stekelzwam (Phellodon confluens (KW)) die uiteraard uitvoerig werd vereeuwigd. Enige twijfel is er nog wel en daarom houden we de groeiplek in de gaten. Verbazingwekkend was daarna het aantal Witte duifridderzwammen (Tricholoma columbetta (BE)) waarvan ik in het verleden af en toe een enkel exemplaar vond. Nu stond er her en der een groep van 4, 6, 10 en soms een paar van die mooie, kloeke zwammen. Bij een andere forse zwam met een enigszins groenige kleur werd ook gedacht aan een ridderzwam, maar welke? Uiteindelijk bleek dat het de Zilvergrijze ridderzwam (T. scalpturatum) was. Het aantal ridderzwammen werd opgekrikt naar drie toen ook nog de Narcisridderzwam (T. sulphureum) werd gevonden.

 

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

 

 

Voor meerdere foto's klik hier