Fijnsparrenreservaat (en andere zaken)

 

We startten de dag voor de Koepelkerk in Veenhuizen, want de grote PP erachter bleek te zijn verdwenen. De zaak wordt daar volgebouwd. Vanaf de kerk verplaatsten we ons naar het Kerkhof aan de Eikenlaan dat ruim een kilometer buiten Veenhuizen ligt. De reden dat het daar is gesitueerd heeft te maken met het feit dat het hoger gelegen gebied is dan het veengebied eromheen (we hebben het over het begin van de 19e eeuw). Later is dat veen grotendeels afgegraven (op o.a. het Fochteloërveen na). Op initiatief van weldoener Johannes van den Bosch (Maatschappij voor Weldadigheid) werden toentertijd 3 gestichten gebouwd voor opvang van wezen. Per gesticht was er plek voor zo’n 2000 mensen waaronder de opvang van 1200 wezen. Omdat ze de zaak er niet vol kregen met wezen werd het ’Tweede Gesticht’ ingericht voor opvang van zwervers en bedelaars die daar ca. 3 jaar verbleven om heropgevoed te worden. Zij en de wezen werden verpleegden genoemd. Zo’n gesticht is een tamelijk imposant gebouw met een grote binnenplaats. Aan de binnenzijde ervan verbleven de verpleegden in zalen en de ’ambtenaren’ woonden aan de buitenzijde.

 

Het waren toen barre tijden en vanzelfsprekend was er veel sterfte. De doden werden dus begraven op dit kerkhof dat in vier delen is ingericht: een protestants gedeelte (één voor de ambtenaren en het andere voor de verpleegden) en een rooms-katholiek gedeelte dat dezelfde indeling kende. Er staan 1000 gedenktekens maar er liggen maar liefst 16.000 mensen begraven. Zo’n 10.000 ervan op de open ruimtes. Op een gegeven moment lag het daar vol en werden de doden bovenop de beenderen van anderen begraven. Over de geschiedenis van het kerkhof is een boekje geschreven door Anja Schuring (De arme dood) dat te koop is bij Koffie- en Theetuin Zunneschien aan de Hospitaallaan. Dat wordt bestierd door Tinie Veenstra die net als Anja (bijna) alles over de geschiedenis van het kerkhof weet. Een info-folder vind je bij de ingang van het kerkhof.

 

Mooi natuurlijk, al die informatie, maar we kwamen hier voor de paddenstoelen. Dat viel nogal tegen. Ik herinner me nog wel van een keer (al minstens 10 jaar geleden) dat er best veel was te vinden. Niet zo vreemd, want op het kerkhof staan nogal wat bomen waar symbionten bij kunnen groeien en het kerkhof wordt er ook door omzoomd. Onder gunstige omstandigheden valt er veel meer te ontdekken dan de schamele 32 soorten op deze dag. Om één ervan op naam te brengen, ontdekt hoog in een Prunus, mocht Inge wat ons betreft de boom in. Dat lukte haar heel goed, maar van het resultaat, het Plooivlieswaaiertje (Plicaturopsis crispa), dat een groot deel van de stam bedekte, gingen we niet uit de bol.   

 

Het eigenlijke hoofddoel van vandaag was een bezoek aan het Fijnsparrenreservaat en dus togen we direct na het bezoek aan het kerkhof daarnaartoe. De auto’s werden op de bekende, foute plek gestald. Fout volgens Geert, want je mag geen auto’s parkeren in de berm langs N-wegen (provinciale wegen). De berm is daar echter breder dan elders en we zijn er nog nimmer bekeurd, hoewel er ongetwijfeld meerdere keren politie is langsgereden. Eerst was er tijd voor de inwendige mens alvorens op pad te gaan. Sommigen, met minder appetijt, verkenden de zaak alvast en ontdekten o.a. op een Grofplaatrussula (Russula nigricans) de Poederzwamgast (Asterophora lycoperdoides). Daarover had ik in het vorige verslag gezegd deze dit jaar waarschijnlijk niet meer te zullen zien, omdat het seizoen daarvoor te ver gevorderd zou zijn. Zo word je dus direct afgestraft voor deze voorbarigheid! Er stond bij de auto's veel meer, bijvoorbeeld een mooie, grote groep Broze russula’s (Russula fragilis) waar Geert, op mijn verzoek, een mooie foto van maakte. Intussen zat Henk te graaien in maaisel van onder andere rietbladeren en slaakte onderwijl opgewonden kreetjes van verrukking: ”Oh, wat mooi”, want hij ontwaarde daarin bijvoorbeeld het minuscule Rietwieltje (Marasmius limosus. Dat en het fotograferen door Geert hield behoorlijk op en dus moest er enige druk worden uitgeoefend om de meute verder op gang te krijgen, want op weg naar het reservaat zouden we vast wel meer bezienswaardigheden tegenkomen. Dat gebeurde al gauw en betrof een mooie bundel van de Dadelfranjehoed (Psathyrella spadicea (KW)), één van de weinige franjehoeden die je in het veld kunt (en mag) benoemen. Op het pad langs de heide – we waren dus inmiddels in het voor (gewoon) publiek verboden gebied aangekomen – stond deze keer minder dan gehoopt. Wel heel veel Gewone sneeuwzwammetjes (Hygrocybe virginea var. virginea (GE)). We hebben het dan over honderden exemplaren, waarvan sommige vuilwit waren, maar om er dan maar het Smoezelig sneeuwzwammetje (H. virg. var. ochraceopallida (GE)) van te maken ging mij te ver. Op dat pad ontdekten we tevens aardtongen en hier betrof het de Brede aardtong (Geoglossum cookeanum (KW)).

 

Halverwege het pad ga je linksaf een nieuw km-hok in dat leidt naar het reservaat. Daar vonden 'dé vondsten van de dag' plaats. Klein spul weliswaar, maar wel erg zeldzaam. De eerste werd door Inge aan Henk overhandigd, die thuis ontdekte dat het hier om het Dennenschorsbekertje (Pezicula eucrita) ging. Een zeer zeldzame soort die voor 1990 twee keer is ontdekt en daarna slechts één keer in Noord-Limburg. Eveneens zeer zeldzaam daar was de vondst van de Kromsporige mollisia (Mollisia caricina) die ook twee keer voor 1990 was waargenomen en daarna 2 keer. Een andere vermeldenswaardige soort was de Teervlekkentrilzwam (Exidia pithya) die eerst nog even voor Zwarte trilzwam (Exidia plana) werd uitgescholden.

 

Het sparrenreservaat stelde vandaag teleur: Weinig paddenstoelen en weinig soorten. Het leidde ertoe dat een afspraak met twee gasten uit Gelderland voor een bezoek de woensdag erna aan het meetpunt Buinerveld werd geannuleerd, omdat ook daar de verwachtingen niet al te hoog gespannen waren. Er stonden wel heel veel Pagemantels (Cortinarius semisanguineus (GE)), maar van de Kamfergordijnzwam (C. camphoratus (GE)) vonden we maar twee stuks. Een andere bekende in het reservaat was de Kurkstrookzwam (Antrodia serialis (KW)), een determinatie dat zichtbaar op zijn ’Trumpiaans’ niet door idereen werd geloofd. Leuk was nog de vondst van de Hangende zwameter (Hypomyces rosellus), omdat ik lang geleden Geart Bosma (wie kent hem nog), die tijdens een inventarisatie uitgestrekt in een boom hing, in een verslag met deze zwameter vergeleek.

 

Cees Koelewijn, coördinator 

 

Klik hier voor meer foto's