’Knoalster’ waarnemingen, 11 nov. ‘20

 

Eens in de zoveel tijd verzamel ik de moed om naar Henk Pras te reizen. Hij woont in het ellenlange lintdorp (10 km) Stadskanaal aan de Unikenkade. Uniken was een leidinggevende vervener, aangesteld nadat stadse bestuurders in 1762 besloten een kanaal te graven (voor de ontginning) om de Groningse economische belangen te dienen. Daarbij werd in het geniep een deel van Drenthe betrokken, waar de Drenten na tussenkomst van koning Willem 1 ook nog eens financieel voor opdraaiden. In 1765 werd Stadskanaal officieel gesticht en sindsdien (we hebben het dan vooral over de tweede helft van de 20e eeuw) is deze voormalige kolonie van de stad Groningen meer een echt dorp geworden.

 

Veel te beleven valt er niet en iets van het weinige dat bij me opborrelt bij het horen van Stadskanaal is de naam van Geert Teis Pzn. (van het theater aldaar). Het is een anagram van Gerhard Willem Spitzen (1864 – 1946) o.a. toneelschrijver (van ’Dizzepie-dizzepu’ (wie kent het niet)). Het woord kwam uit de mond van een Groningse herenboer met meer geld dan verstand en is een verbastering van de Latijnse spreuk: ’Mundus vult decipi, ergo decipitur (”De wereld wil bedrogen worden, laat haar dus bedrogen worden”). Ook schreef Spitzen (Teis dus) gedichten: (’Mien Bröddellabbe’) en verhalen. Maar bovenal staat hij bekend als schrijver van ’het Grönnens laid’ dat hij in 1919 schreef. Ons volkslied (zeg ik als Groninger): ’Van Laauwerszee tot Dollart tou’ etc.). Het heeft niet veel gescheeld of het lied was nooit geschreven. In 1905 werd namelijk een moordaanslag op hem gepleegd door een 23-jarige ‘zenuwlijder’ (H.F. Kraaij). Er wordt gerept over meerdere revolverschoten, maar waarschijnlijk werd hij getroffen door een schot hagel aan de rechterkant van zijn hoofd. De wond viel mee en genas spoedig.

Het Nederlandse volkslied (Wilhelmus etc., dat ik weiger te leren) staat bekend als het oudste volkslied ter wereld en is aan het begin van de 80-jarige oorlog (ca. 1570) vermoedelijk geschreven door een adviseur van Willem van Oranje, Filips van Marnix van Sint-Aldegonde. Pas in 1932 werd er een officiële status aan gegeven, waarbij je de vraag kunt stellen of ze destijds niet iets beters konden verzinnen.

 

Terug naar Stadskanaal waar ik, wanneer ik er ben, bij Henk en Marijke aan de keukentafel moed (koffie) indrink alvorens op pad te gaan. Meestal eerst naar de IVN-natuurtuin dat per se bezocht moet worden. Veel anders hebben ze er nu eenmaal niet. Jammer dat het is gesitueerd pal naast een vreselijk drukke, dus lawaaiige, stinkende autoweg, maar lang niet alle paddenstoelen laten zich hierdoor uit het veld slaan. Sinds enige jaren valt daar de Langsporige poria (Perenniporia meridionalis) te bewonderen (nou ja…). Het is een zeldzame korst die eerder in De Kleibosch werd ontdekt (als tweede vondst in Nederland) en daar nog steeds had moeten zijn (op een eiken hek), ware het niet dat het hek door een overijverige pachter, tegen de afspraak in, werd verwijderd. Een andere ’bezienswaardigheid’ in de IVN-tuin was de Levertraanzwam (Macrocystidia cucumis (KW)) die echt naar ouderwetse levertraan ruikt (als kind was ik er bepaald niet gek op, een understatement) en minder naar komkommer. Cucumis, oftewel Pittenkruid, kent in Nederland twee gekweekte vertegenwoordigers: Komkommer (C. sativus) en Meloen (C. melo). Bijzonder aan deze Levertraanzwam is dat het hier de zeldzame variëteit latifolia betrof die ik eerder in de twintig jaar dat ik me met paddenstoelen bezighoud slechts op drie andere plaatsen zag. Er zijn heel wat zwammen waaraan je liever niet ruikt, maar de Citroengele satijnzwam (Entoloma pleopodium (KW)) in de tuin vormt daarop een uitzondering. Deze ’snoepjeszwam’ zien we ook met enige regelmaat op het Buinerveld.

 

Tijdens de rondgang in de tuin (maar liefst 60 are groot) mag Henk graag pochen over wat er allemaal staat en stond aan bijzonderheden, maar ook over algemenere paddenstoelen zoals bijvoorbeeld de vele nestzwammetjes. Ook de Witte bundelridderzwam (Clitocybe connata) laat hij graag zien, maar op deze dag was hij over hij over zijn hoogtepunt heen (vandaar een foto van een maand eerder). Altijd leuk om te zien zijn paddenstoelen met een ringetje (of kraagje). Dat was het geval bij een breeksteeltje, waarvan ik vermoedde dat het een Geringd breeksteeltje was (Pholiotina arrhenii), maar dat werd door Henk gecorrigeerd: het was een Gekraagd breeksteeltje (Pholiotina teneroides). Bij plat tegen de grond liggende oranje schijven konden we de naam invullen van het vrij algemeen voorkomende Groot oranje mosschijfje (Octospora humosa). Gelukkig dat het geen zeldzame soort is, want Henk loopt al genoeg naast zijn laarzen (zijn favoriete schoeisel tijdens onze exercities).

 

Het werd tijd om een ander gebied op te zoeken en dat werd het Vledderbos. Dit wandelgebied aan de rand van Stadskanaal (ook geschikt om je hond(en) uit te laten) kwam in 2010 uitgebreid in het nieuws na de ontdekking van de Spatelzwam (Spathularia flavida (VN) door Bert Oving die daar toen massaal in een lariksbos voorkwam. Voor 1990 werd deze ascomyceet in 9 atlasblokken gezien, maar daarna niet meer (vandaar VN van verdwenen) tot de ontdekking van Bert. Het jaar erop werden er nog enkele exemplaren gezien, maar daarna zijn ze er nimmer meer waargenomen en ook niet elders in Nederland. Stilletjes hoop je toch ze er weer tegen te komen, ook op deze dag, maar net als op zovele plekken was schraalhans hier keukenmeester. Desalniettemin waren we goedbeschouwd best content met de 2 x 60+-scores op deze dag en met de totaalscore van 114 soorten.

 

Cees Koelewijn, coördinator     

 

Klik hier voor meer foto's