Coendersbos, 9 oktober ’20

 

Het was een drukte van belang vandaag bij de ingang van het Coendersbos. Zo druk dat er alternatieve plekjes moesten worden gevonden om de auto’s ergens te kunnen parkeren, want daarvoor is er nauwelijks plek. Dus werden zelfs de bermen over de brug benut om de auto kwijt te kunnen. Mooi dat daar dan een leuke soort wordt ontdekt! Vandaag waren de volgende personen aanwezig: Willie, Immy, Henny, Inge, Janny, Ipie, Marian, Nicolien en de club mannen bestond uit Ab, Henk P., Kor, Leo, Martin, Harry en Cees. Veel mensen dus en zij werden deze dag getrakteerd op (vrij) veel verschillende soorten paddenstoelen.

 

Van tevoren was al afgesproken het zuidelijke deel van het bos met daarin een heideterrein te visiteren. In het kader van het Heideproject mocht dit terrein op extra belangstelling rekenen. Het noordelijke deel aandoen achter de Coendersbosch bij Nuis zou teveel van het goede zijn voor ’de oudjes’ onder ons. Door enkelen van hen werd wel eens het verwijt geuit dat ik me als een slavendrijver gedroeg vanwege het opgelegde tempo dat werd onderhouden. Misschien zijn dat oud-koloniale genen in me die dat veroorzaakten, want vandaag de dag gaat het er een stuk relaxter aan toe.

 

Nu het weer, met veel regen de afgelopen tijd, een stuk gunstiger is voor het uitoefenen van onze hobby heb je bepaalde verwachtingen. Voor aanvang voorspelde ik dat het heel goed mogelijk zou zijn de Poederzwamgast (Asterophora lycoperdoides) tegen te komen. Grofplaten genoeg en met de hoeveelheid regen mag je dat dan in deze tijd verwachten. Dat kwam uit, zij het dat het nog kleine ’gastjes’ waren, maar wel goed herkenbaar. In het verleden zijn grove fouten gemaakt door ze te verwisselen met de Plaatjeszwamgast (A. parasitica). Deze heeft echter duidelijke plaatjes en, een groot verschil, kale hoedjes. Dat is bij de Poederzwamgast dus heel anders.

 

Voordat we op het heideterrein waren, nou ja, het was meer een moeilijk begaanbaar, benenbrekend  pijpenstrootjeveld, waren we wel even onderweg. Eerst pakten we een stukje mee van een km-hok onder die van het hok met de heide (laten we het maar zo noemen), en toen was het nog eens zo’n 500 meter. Spectaculaire vondsten kwamen we niet tegen, maar, zo bleek aan het eind van de rit, wel veel soorten. Bijzondere soorten hoeven beslist niet per se mooi te zijn en dus werden ze niet gemist. Er waren genoeg andere fraaie verschijningen waaraan we ons konden vergapen, dus we kwamen best aan onze trekken.

 

Op de heide viel de oogst ietwat tegen en dat leidde ertoe dat de een na de ander een pauze inlaste om nog iets te eten en uit te rusten, terwijl we iets daarvoor al een pauze hadden ingelast. Het betekende dat Inge zo’n beetje als enige daar de zaken inventariseerde, maar ja, het is ook ’haar project’. Wel werden door deze en gene enkele soorten geshowd waaronder de hier te verwachten Adonismycena (Mycena adonis (GE)). Het is een lieftallig zwammetje en daarom vond ik de vergelijking van Henk P. met zichzelf (Ik zie er ook nog uit als een mooie, jonge Adonis) hoogst opmerkelijk zonder er verder woorden aan te besteden (oordeel zelf maar). Intussen was ik als een herder de ’schaapjes’ aan het tellen en kwam tot de ontdekking dat we er één misten. Even later een telefoontje: ”Met Nicolien”. Ze meldde dat ze op slinkse wijze door Marian was geloosd en wist niet hoe terug te komen bij de kudde. Na één en ander te duiden duurde het niet lang dat ze zich weer bij ons kon voegen.

 

Nadat we op de heide onze missie hadden volbracht vervolgdem we onze route via een interessant paadje dat langs een vaart loopt. Volgens mij heet dat daar de Lange Grouw, maar ben er niet zeker van. Bijna op het eind van het zuidelijke deel van het bos waar we via een ander pad terug zouden gaan stonden bij een groep Beuken ontzettend veel Beukenrussula’s (Russula fellea). Ik schatte dat het er minstens 800 waren. Na de knik terug stuitten we op nogal wat groepjes Gewoon varkensoor (Otidea onotica (KW)). Die komen we dit jaar regelmatig tegen. Een ander oor werd toen ook ontdekt, een hazenoor met een ronduit aparte kleur, een beetje paarsig. Dan denk je al gauw aan iets bijzonders en daarom moesten alle fotografen er de nodige kiekjes van maken. Dat viel niet mee, want bij de meesten lukte het niet de goede kleur te vatten. Achteraf was dat toch ook weer niet zo erg, want uiteindelijk bleek dat het ging om het Donker hazenoor (Otidea bufonia). Een vrij algemene soort is dat.

 

Bij de Jonkersvaart (langs de weg) werden de met eiken beboomde bermen nog even gecontroleerd. Het leerde ons dat hier net als elders nauwelijks paddenstoelen stonden. Wel stonden er vrij veel Groene knolamanieten (Amanita phalloides) en het klapstuk werd gescoord bij de auto’s: de Gezoneerde stekelzwam (Hydnellum concrescens (KW)). Dat bracht de totaalscore op 165 en in het km-hok met de heide kwamen we uit op 150 soorten Een record waarvan in denk dat het dit seizoen niet meer wordt gebroken.

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

Klik hier voor meer foto's