Meetnetcontrole Buinerveld

 

Pakweg één keer per maand inventariseren Henk P. en ik het meetpunt (km-hok) op het Buinerveld (ik schreef daar al eerder over). Soms worden we begeleid door geïnteresseerden. Daartoe zijn de deelnemers aan onze werkgroepactiviteiten nadrukkelijk uitgenodigd en vandaag maakten vier mensen er dankbaar gebruik van. Vanwege de voorgeschreven corona-maatregelen moesten we er met koppels werken (in groepen van twee!). Wel moest er voldoende afstand worden bewaard tussen de groepen (1,5 meter?) en wanneer de afstand tussen de groepen te groot werd om gegevens door te geven (op meer dan roepafstand) kon Wanda als koerier worden ingezet. Daartoe konden notities in een kokertje aan een halsbandje worden bevestigd. Volgens verwachting werkte dit perfect...

 

Even dreigde er gevaar toen bij aanvang van de inventarisatie plotseling paddenstoelenliefhebber Gerrit Oost uit Emmen, nota bene vergezeld door maar liefst twee trawanten (foei!), aan kwam rijden. We lieten blijken ze beslist niet in onze omgeving te dulden, maar konden hen helaas niet verbieden in ’ons bos’ te vertoeven. Gelukkig (voor hen) hielden ze meer dan voldoende afstand ten opzichte van ons, zodat we vanwege subversief gedrag van hen geen boa hoefden in te schakelen.

 

Zoals altijd verkenden we eerst een stukje loofbos alvorens het sparrenbos in te duiken. Het viel daar direct op dat er weer een stuk minder paddenstoelen dan eerder bij de vorige controles stonden, maar naarmate het seizoen vordert kun je dat verwachten. Het meeste dat er stond was ’bekende meuk’, maar voor Ipie, die hier voor het eerst was, gold dat niet, want heel veel was nieuw voor haar. Dat was zeker het geval bij de ontdekking van een groepje van de Fijnschubbige ridderzwam (Tricholoma imbricatum (BE)), een begeleider van Pinus. Toen we omhoog keken ontwaarden we dan ook twee dennen tussen de sparren. Overigens hadden we deze kloeke zwam daar al bij eerdere gelegenheden (in vorige jaren) gezien. Dat gold in het begin tevens voor soorten als de Groenwordende koraalzwam (Ramaria abietina (BE)) en de Rimpelige koraalzwam (Clavulina rugosa (KW)). De laatste manifesteerde zich er in grote groepen. Een andere bekende, de Holsteelkluifzwam (Helvella elastica (KW)), zagen we daar dit jaar verspreid door het bos voor het eerst. Er is toch altijd weer iets waarover je verbaast bent, want nog nooit zagen we zoveel exemplaren als op deze dag.

 

Van de eerder talrijk aanwezige Slijmige spijkerzwam (Gomphidius glutinosus (BE)) waren er hier en daar slechts enkele over. Het hoogtepunt was dus al voorbij. Dat punt was ook voor de Amandelslijmkop (Hygrophorus agathosmus (EB)) bereikt. Er stonden nog wel honderden exemplaren, maar echt fraai zagen ze er nog maar zelden uit. Inge Somhorst was tussen de bedrijven door vooral bezig met het aanleggen van collecties (voor onderzoek) van de Kaneelkleurige gordijnzwam (Cortinarius cinnamomeus). Daarbij gold dat hoe meer geel in de zwam werd gezien, des te enthousiaster ze werd. Waar een mens zich zo al over kan opwinden! Overigens kwamen nadien, naast die kaneelkleurige, meer namen van gordijnzwammen uit de koker van Inge, van soorten die vaak overeenkomsten vertonen, maar waarbij, naast microscopische kenmerken, kleuren mede bepalend lijken te zijn voor het benoemen van de afzonderlijke soorten. Zie daarvoor de lijst en dan geldt het voor de soorten waarbij MC staat.

 

Hoewel het meeste van vandaag al eens bij eerdere gelegenheden door ons was gezien zijn er altijd weer soorten bij die nieuw zijn voor dit unieke bos. Zo wam Henk achter de naam van een korst die lange tijd geen Nederlandse naam kende: het Sparrenmeelschijfje (Acanthophysellum canadensis). Dat was een beetje merkwaardig, omdat in een Coolia uit 1998, het verenigingsblad van de NMV, de soort al werd beschreven door H. Mervieldeen en J.A. Stalpers. Tot nu was dat de enige vondst in Nederland. De tweede Latijnse naam verwijst naar de microscopisch kenmerkende (kwastvormige) acanthohyfen. Dan was er ook nog een andere zeldzame korst: het Gelatineus elfendoekje (Hypochnicium subrigescens) waarvoor de meesten hun neus ophalen. Meer belangstelling was er voor een trilzwam die een kaaszwam aan het oppeuzelen was en daarom getooid gaat met de toepasselijke naam: Kaaszwammeneter en de even toepasselijke Latijnse naam is Tremella polyporina. Kaaszwammen zijn immers polyporen. De kaaszwam was dusdanig aangetast dat deze niet eens meer op naam kon worden gebracht. Dat brengt mij op een andere kaaszwam, zeg maar dé kaaszwam van de dag, namelijk de Gezoneerde kaaszwam (Postia wakefieldiae (GE)), die blauw onder de hoedhuid kleurt. Deze fotogenieke soort was in de vorige eeuw nog een grote zeldzaamheid, maar wordt tegenwoordig meer en meer gezien. Dat GE zal er bij een volgende gelegenheid dan ook wel van af gaan, maar hier was hij nog als Rode-Lijstsoort nieuw in ’ons bos’.

 

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

Klik hier voor meer foto's