Trimunt, 27 september

De vooruitzichten waren deze dag een stuk beter dan de week er voor toen Inge met een kleine groep actief was op Coendersborch. Er was regen gevallen, flink wat zelfs, en dus kon er nu, met echt herfstig weer, worden gerekend op een grotere soortenrijkdom. Er kwam dan ook heel wat volk op deze excursie af, soms langs minder gebaande wegen, waardoor een bezoek nadien aan een autowasstraat geen overbodige luxe was. Inge was uiteraard weer van de partij en de dames werden verder vertegenwoordigd door Johanna, Marian en Henny. De mannenclub bestond uit Klaas, Herman, Ab, Leo, Martin, Henk P. Harry, Kor, Richard en Cees. Enkele ’vaste waarden’ ontbraken nog, maar wellicht zien we hen een volgende keer.

 

Voordat we het bos indoken leverde de berm al het één en ander op, waaronder de Wijnkleurige champignon, die een week eerder ook al werd gevonden. Sowieso zie je momenteel veel champignons, de bermen staan er soms vol mee, maar in dit km-hok bleef het bij deze ene soort. De weg die het bos doorsnijdt was best druk en dus was het goed de ’betrekkelijke’ rust van het bos op te zoeken.

 

Een betrekkelijke rust, want door menigeen werd aandacht gevraagd voor alweer een nieuw ontdekte soort. Soms waren daar dermate fotogenieke zwammen bij waardoor er ’filevorming’ ontstond van fotografen die op hun beurt moesten wachten. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het fraaie (van onderen) Verkleurzwammetje (Melanophyllum haematospermum (KW)). In de buurt stond een aantrekkelijke groep Bundel-chloormycena’s (Mycena stipata) en een toef van de Grote bloedsteelmycena (Mycena haematopus) vroeg tevens om aandacht, zodat de fotografen gespreid aan het werk waren. Op weg naar een heideterreintje kwamen we uiteraard veel meer tegen en soms krijg je pas achteraf te horen van mensen wat zij aan huiswerk hadden meegenomen. Zo meldde Inge later een Puntig mosklokje (Galerina triscopa (EB)) die eigenlijk gefotografeerd moet worden vanwege de validiteitseisen. Ook Richard, die een groot deel van de microscopische determinaties verrichtte, stopt ongezien nogal eens iets in één van zijn bakjes, maar het Eikenkronkelstafje (Coccomyces tumidus) werd uitgebreid geshowd. In ’Naam & faam’ staat bij de frequentie een 1, maar heel vaak zijn deze cijfers achterhaald. Het is wat dat betreft goed om te zie wat de Verspreidingsatlas erover meldt, zodat je er een goed beeld van hebt.

 

Vanwege het Heideproject werd op het stukje heide, waar veel opslag moet worden verwijderd om het in stand te houden, intensief gespeurd naar alles wat er groeide. Er waren de nodige mosklokjes bij die vaak al in het veld werden benoemd, maar voor de zekerheid toch nog onder de mic werden bekeken. Imposant was het grote aantal Koeienboleten (Suillus bovinus) die zich al vestigen bij nog jonge Grove dennen. Van alle soorten werd gevraagd ook het aantal te tellen, maar bij deze soort werd gemakshalve een schatting gemaakt. Hier viel het tellen nog mee, maar op een groot terrein heb je heel wat te turven als het om algemene soorten gaat, zoals bijvoorbeeld de Gewone fopzwam (Laccaria laccata) en een crime wordt het met dit door Grove dennen omgeven heitje met de Paardenhaartaailing (Gymnopus androsaceus). Sommige soorten mochten niet meedoen aan het project, waaronder de interessante Grijze purpersteelgordijnzwam (Cortinarius subporphyropus (GE)), omdat hij bij in het bos staande bomen groeide. Zo waren er wel meer soorten die daarom in de ogen van Inge geen genade vonden. Naast paddenstoelen is er altijd oog voor andere zaken. Wat opviel waren de vrij forse groeiplekken met Rood bekermos (Cladonia coccifera). Het is een algemene soort op de pleistocene gronden en in het Duindistrict, echter zelden zag ik ze zo mooi.

 

Het was inmiddels lekker weer geworden en met een warm zonnetje erbij werd een plekje gevonden in de luwte voor het middagmaal. Voor enkele iets oudere lieden onder ons een welkom rustmoment om weer de nodige energie te verzamelen voor de middagsessie. Wel werd al afgesproken deze niet al te lang laten duren, want voor een enkeling duren de sessies iets te lang. Wat vooral opbreekt is het lage tempo dat nu eenmaal bij ons werk hoort. Er stevig de pas in zetten komt nu eenmaal zelden voor.

 

Met een lus, die onder andere langs een perceel met beuken leidde, werd de dag voortgezet. Dat je daar de Beukendopgeweizwam (Xylaria carpophila) tegenkomt was te verwachten en dat gold ook voor de Beukwortelzwam (Xerula radicata). Enigszins tegenvallend was het aantal mycorrhizasoorten en vaak waren het er maar een paar of een enkele. Dat gold bijvoorbeeld voor de bij Beuk groeiende Bitterzoete melkzwam (Lactarius subdulcis) waar Richard zijn tanden in zette. Al met al verschenen er 157 namen op de lijst die, zoals gebruikelijk, aan de werkgroepleden wordt toegezonden. Daarbij zijn er tal van opvallende en bijzondere soorten. Best de moeite waard om je er in te verdiepen, want in een verslag als deze blijft het meeste onbenoemd.

Cees

 

 

Klik hier voor meerdere foto's