Coendersborch

De eerste excursie van het seizoen is normaal gesproken goed voor een grote opkomst, want iedereeen heeft er weer zin in. Er stond bij de start echter een klein maar dapper clubje; kwam dat door de afwezigheid van onze Grote Leider? Ab, kwiek als altijd alsof de jaren niet tellen. Janny, Harry, Marian en Inge gingen welgemoed op pad na een kwartiertje kofferbak-determinaties. Eerst door het droge bos, mooi, met veel omgevallen grote berken en eiken, maar met maar weinig paddenstoelen. Wel opvallend de talloze verse Berkenzwammen die als witte knollen aan de stam verschijnen. Trechterzwammen waren er veel vandaag, hoe zat dat ook weer met gestreept en ongestreept, wit randje of niet, donkere en lichte stelen, kleur van de lamellen en geur? Ze zijn niet zo populair, maar toch zou je ze in het veld kunnen benoemen, mits ze niet zijn uitgedroogd. Centraal in het smalle bos liggen lage delen (uitgeveende putten?) begroeid met Pijpenstrootje waarin wat berken en af en toe een eik zijn opgeschoten. Het was er relatief vochtig en als jonge honden stortten we ons in het lastig begaanbare veld. Het was er wel even weer inkomen. Een klein bruinig en vlokkig paddenstoeltje deed de wenkbrauwen fronsen tot eindelijk het kwartje viel. Inderdaad bleek het na microscopische determinatie het Franjekaalkopje. Ook vonden we een paar algemene mycorrhizasoorten van berk en eik. Merkwaardig groeide midden in een aantal platte pollen precies 1 dikke aardappelbovist als een reusachtig ei in een nest.

 

Precies om 12 uur kropen we uit de drooggevallen sloot omhoog en kwamen uit bij een bankje. Perfect dus voor koffie en lunch en herinneringen aan oude tijden van toen het nog echt koud kon zijn (wie herinnert zich niet de Piloersemaborg in november en het orgelconcert van Ab in het kerkje van Fransum), maar wie weet, er is een koude winter voorspeld. Het eigenlijke doel hadden we nog steeds niet bereikt, het heitje dat midden in het langgerekte bos ligt. Daar zouden we gaan inventariseren voor het heideproject van de NMV. Toen we tegen het zoveelste stuk Pijpenstrootje aankeken vroeg ik aan Ab wanneer het heitje nu eindelijk kwam: het antwoord was: “Maar dat is het!” Dat was even schrikken, het was totaal vergrast. Centraal stond er nog wel Dop- en Struikheide tussen de pollen Pijpenstrootje en ook veenmos waardoor we toch nog wat kenmerkende soorten vonden, vooral in de buurt van het paadje dat er doorheen loopt. Een flink aantal exemplaren van de Veenvlamhoed, op een paar plekken het Vuurzwammetje en een grote donkere satijnzwam, die helaas nog geen naam heeft gekregen. Enkele groepjes van een stijve, donkere mycena met ver uiteenstaande grijze lamellen bleek de Veenmycena. Een hondje kwam het veld in gesprongen met daar achteraan een jongetje waardoor Ab een mooie buiteling maakte. Naast paddenstoelen was er ook veel ander moois, veel dikke donkere rupsen die Marian later als Veelvraat heeft gedetermineerd. Veel wespspinnen of in elk geval de coconnen daarvan en ander klein gespuis. En onverwacht tussen wat jonge berkjes een groepje Pagemantel die mee naar huis gingen voor een ander project, over gordijnzwammen. Het blijkt steeds meer dat voor determinatie belangrijk is bij welke boom mycorrhizapaddenstoelen staan en dus hebben we heel goed gekeken of er echt alleen maar berk stond, en geen den, waarbij deze paddenstoel meestal gevonden wordt. Aan een paar paddenstoelen was te zien dat het in het open veld toch al gevroren had, een scherp lijntje dwars over de steel en enkele ter ziele gegane hoedjes. We liepen langs de westelijke laan terug, en pas toen aan beide zijden weer bos stond vonden we er nog enkele paddenstoelen.


We sloten af met een kort bezoek aan de begraafplaats een paar honderd meter verderop langs de vaart. Het is er mooi schraal en er staat eik, beuk en berk. Tussen het alom aanwezige Muizenoor stonden kleine bruine satijnzwammen, uit het complex van de Dunsteelsatijnzwam. Beslist een plek om later in het seizoen nog eens te gaan kijken!

 

Inge Somhorst