Een tussendoortje
Juni is een maand waarin de Paddenstoelenwerkgroep Noordenveld nooit excursies organiseert. In het voorjaar trekken we er wel af en toe op uit, maar wat kun je nou verwachten in een zomermaand? Voor de Nederlandse Mycologische Vereniging maakt het niets uit, want zij organiseert wekelijks een excursie, weer of geen weer. En zo kon het dan gebeuren dat op 22 juni een groepje mensen (vijf in totaal) op paddenstoelenjacht gingen op het landschappelijk aantrekkelijke Ter Horsterzand ten zuiden van Beilen. Drie van hen (Richard Dijkstra, Henk Pras en Cees Koelewijn) waren een week eerder al actief tijdens een NMV-excursie in het Emergobos in Oost-Groningen die toen werd geleid door Roel Douwes. De drie heren werden deze dag vergezeld door Henny Klein en Janny Kramer. Marian Hulscher moest zich helaas wegens ziekte afmelden.
De start vond niet plaats vanaf de parkeerplaats pal naast het terrein, maar bij het begin van het fietspad naast het spoor. Dat heet daar het Koninginnepad. Op zich geen verkeerde keus, want het leverde voorwaar nog de nodige vondsten op. Eén ervan was de Franjeporiezwam (Polyporus tuberaster) die we daarna nog ettelijke keren, in allerlei maten tegenkwamen. Deze houtzwam is aan een opvallende opmars bezig, want ga maar na, voor 1990 was hij bekend van 85 uurhokken en anno 2019 is dat aantal al opgelopen tot meer dan 400. Henk verzamelde links en rechts de nodige korstjes die thuis op nam werden gebracht. En passant werden enkele inktzwammen gevonden, waaronder het ieniemienie Klein mestplooirokje op een paardenkeutel. Niet voor niets heet hij Parasola misera. Een andere, de Spitscellige donsinktzwam (Coprinellus impatiens) zijn we bij mijn weten nooit eerder tegengekomen. Meestal schenken we weinig aandacht aan roesten, maar toen we er een fraai ogende ontwaarden op een Lijsterbes was daar veel aandacht voor. Het was van vijf andere in Nederland bekende plekken de Lijsterbes-jeneverbesroest (Gymnosporangium cornutum). Sporadisch is deze soort ook wel op Appel waargenomen. De andere (vaste) waardplant is de Jeneverbes. Op deze conifeer komen nog andere soorten voor. Bij een groepje satijnzwammen werd geopperd dat het zeer waarschijnlijk de Groezelige satijnzwam betrof (Entoloma sordidulum), maar echt groezelig zagen ze er niet uit, eerder fris en fruitig. Eenmaal thuis bleek onder de mic de geopperde naam toch te kloppen. Nadat we de parkeerplaats waren gepasseerd kwamen we onder meer veel Jeneverbessen tegen en uiteraard vond Richard daar de Jeneverbesspleetlip (Lophodermium juniperum). De Eikenspleetlip (Colpoma quercinum) konden we al eerder noteren. Het meest verguld was hij met het Zeggeschoorsteentje (Anthostomella tomicoides).
Bij de recreatieplas, waar het water zo laag staat dat je er hooguit kunt pootjebaden, werd een bankje opgezocht, omdat het tijd was voor het twaalfuurtje. Wel was er nog oog voor enkele plantjes die bij de plas stonden. Daarvan trok vooral het talrijk aanwezige Oeverkruid (Littorella uniflora (BE)) de aandacht. Zowaar stond er ook nog een wasplaat, hoewel dat wel de meest voorkomende soort was, namelijk het Gewoon vuurzwammetje. Na deze verpozing werd een rondje over de hei gemaakt. Op het open terrein stond zo goed als niets, tenzij er werd gespeurd in wat vochtiger milieus. Daar konden twee franjekelkjes worden genoteerd. Op Gewone spurrie werden kleine stipjes ontdekt en dan ben je nieuwsgierig of daar een naam aan kan worden verbonden. Helaas leidde thuisonderzoek niet tot iets.Voor (echte) paddenstoelen moesten we het toch meer van de bosschages hebben. Ook daar was het niet denderend, maar toch kwamen daar enkele boleten, russula’s en amanieten op het lijstje te staan. En nu is het wachten tot eind augustus wanneer de eerste 'najaarsexcursies' op het programma staan. Dat wachten doe ik met angst en beven, want wil het seizoen een beetje succesvol verlopen, dan zijn er nog heel veel regenbuien nodig en daar ziet het nu, begin juli, nog steeds niet naar uit.
Cees Koelewijn