Inventarisatie De Haar, 25 oktober 2019

 

In het voorjaar had Inge een bosje bij het gehucht De Haar ontdekt dat dermate interessant leek om in het najaar te onderwerpen aan een mycologische inspectie. Dat moest dan maar op deze dag gebeuren. Omdat het een beetje lastig was de plek te duiden werd de dichtbij gelegen kerk in Marum de verzamelplek. Daar waren we vaker geweest en het is vrij eenvoudig te vinden… werd gedacht. Zelf miste ik een afslag en kwam er samen met Henk Pras via een omweg, maar was niet de enige die dat overkwam. Het bontst maakte Wil het die meer dan een uur nodig had om er vanuit Vries te komen. Ook Johanna en Klaas verschenen (te) laat op appél, maar de anderen waren redelijk op tijd: Inge, Harry, Henk v.d. B., Henk Haantjes en dochter Mathilde, Ubel en Henny.

 

Het bosje (zonder naam) bleek een gevarieerd en hier en daar geaccidenteerd terrein te zijn dat via een akker langs een houtwal werd bereikt. Inge gaf het goede voorbeeld en dook gelijk het groen in en kwam in no-time met de handen vol weer tevoorschijn. Daarbij waren gelijk al enige -vaak lastige- gordijnzwammen, maar dat gold niet voor de goed herkenbare Kousevoetgordijnzwam (Cortinarius saturninus) en ook de andere werden vlot van een naam voorzien. Een vrij onooglijk wit paddenstoeltje verdween, zonder ook maar een naam van het geslacht te kunnen noemen, in een bakje. Later bleek het de eerst zeer zeldzame Witte veldridderzwam (Melanoleuca nivea) te betreffen, een soort die met een bescheiden opmars bezig is, maar nog wel als zeldzaam bekend staat. De stemming kwam er goed in toen een groep witte mini-knotsjes op een twijgje werden ontdekt. Terecht, want heel toepasselijk bleek het te gaan om het Gezellig knotsje (Typhula erumpens), een naam die in het veld al werd genoemd, maar pas na microscopisch onderzoek definitief werd. Op die plek vonden we ook nog een enkel exemplaar van het Wratsporig wasbekertje (Neotiella vivida). Op foto’s zag ik dat ze in een grote groep bijeen kunnen staan en dan ziet het er heel anders uit. De klapper van de dag bleek een niet al te frisse bekerzwam te zijn waar Pras zich over ontfermde. Thuis bleek het om de uiterst zeldzame Blauwe melkbekerzwam (Peziza saniosa) te gaan die overigens al een keer eerder in Groningen werd gevonden en daarnaast waren in Utrecht, Noord-Brabant en Zuid-Limburg telkens één groeiplaats. Fris kan deze ’beker’ er prachtig uitzien vanwege de kleur en is het wellicht de moeite waard er nog eens in een volgend jaar te gaan kijken. Een andere ’blauwe’ was de, ook al niet te vers ogende, Blauwvlekkende rouwridderzwam (Lyophyllum gangraenosum (BE)). Af en toe kom je hem tegen, maar voor mij geldt dat dit pas twee keer eerder was in pakweg twintig jaar.

 

Gestaag liep de teller van het soortenaantal op en uiteindelijk kwamen we ruim boven de honderd soorten uit waarbij nog tal van noemenswaardige, maar daarvoor verwijs ik naar de aan de werkgroepleden gestuurde inventarisatielijst. Het liep tegen de middag en het weer werd guur en nat. Misschien dat dit de reden was dat meer dan de helft van de deelnemers er de brui aan gaf en de middagsessie werd volbracht door Klaas en Johanna, Harry, Henk P. en ondergetekende. Er werd voor gekozen het Sterrebosch van Nienoord te bezoeken dat net als het ochtendhok in één kilometerhok is gelegen. De statige beukenlaan levert altijd een trits aan soorten op en het was mooi dat het Beukenkorrelkopje (Phleogena faginea) er één van was. Die herinner me nog van één van mijn eerste excursies (begin 2000) toen hij nieuw voor Nederland in het Natuurschoonbos werd ontdekt door, naar ik meen me te herinneren, Bernhard de Vries. Witte uitgebleekte kringen op de met mos begroeide beukenstammen wees er op dat dit het gevolg was van het Mosschelpje (Chromocyphella muscicola), maar vaak krijg je ze niet te zien. Scherpslijpers vinden het echt nodig dat dit moet (om verwisseling met iets anders te voorkomen?) en gelukkig vonden we een boom die er vol mee zat zodat we hem met een gerust hart konden noteren. Aan de zuidzijde van het bos is een mooie overgang van droog en schraal naar een vochtig gedeelte waar o.a. de Biezenmycena (Mycena bulbosa) zich liet zien, hoewel dat wel even zoeken was. Hogerop stond de attractieve ’witte’ uitvoering van de Okergele korrelhoed (Cystoderma amianthinum var. rugosoreticularum). Toen we na het rondje weer terugkeerden op de parkeerplaats zagen we een snipperhoop die nog aan een inspectie werd onderworpen. Daarop stonden naast te verwachten soorten als het Hazenpootje (Coprinopsis lagopus) en de Dooiergele mestzwam (Bolbitius titubans) o.a. een fraai groepje late Vroege leemhoeden (Agrocybe praecox). Na afloop heb ik nog een keer een niet bezocht laantje afgelopen en ontdekte op het al bezochte zuidelijke deel nog een glibberige  Hooilandwasplaat (Hygrocybe glutinipes (KW)) en de Gele knotszwam (Clavulinopsis helvola (GE)). Je ziet wel eens iets over het hoofd. Al met al kwamen we in dit hok nog hoger uit dan ’s ochtends: 119 om 114. Totaal passeerden 182 soorten de revue, hetgeen een aardige score mag worden genoemd. Het kerkhof in Marum werd ’s morgens ook nog even bezocht, maar daar was schraalhans in tegenstelling tot andere keren keukenmeester.

Cees

 

Klik hier voor meerdere foto's.