Foto: Cees Koelewijn
Schubbige viltkop - Inocybe terrigena (MCF)
Het was op 30 september (2020) dat ik door Immy Boonstra werd geattendeerd op een bijzondere groeiplek van paddenstoelen in Roden. Bij een goede kennis van haar groeiden paddenstoelen in een plantenbak van ongeveer 35 x 35 cm, met daarin een bonsai lariks. Duidelijk een symbiont en bij een oppervlakkige inspectie werd eerst uitgegaan van een gordijnzwam, de hoedjes waren klein en nog niet gespreid, maar iets later, ik was met materiaal getogen naar Inge Somhorst, was dat wel het geval en toen bleek het dat het een vezelkop betrof. Inge kon gelijk aan het werk en kwam er al vrij snel achter dat het ging om de Schubbige viltkop (Inocybe terrigena), een zeer zeldzame soort die slechts van drie andere plekken in Nederland bekend is, waaronder één in het Boekweitenveentje bij Gieten en twee bij de randmeren van Flevoland. De standaardlijst meldt over deze vondsten: "vermoedelijk behoren ze tot het Inocybe dulcamara-complex (Zandpadvezelkop). Op basis van ecologie en verspreiding van Inocybe terrigena (naaldbos op kalk in de montane en subalpine zone) lijkt het voorkomen van deze soort in Nederland weinig waarschijnlijk". In de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe wordt echter niet getwijfeld over de juistheid van de waarneming in het (kalkrijke) Boekweitenveentje (herb. R. Enzlin). Overigens werd hij daar gevonden als begeleider van loofbomen waarover wordt opgemerkt dat: "in de lage landen sommige sparrenbegeleiders wel eens vaker een uitstapje naar loofbomen maken". In ons geval groeit hij wel bij een naaldboom en hoeft er niet te worden getwijfeld an de juistheid van de determinatie, waarbij het kenmerk 'een hol steeltje' van ondergeschikt belang is. Het materiaal kan uiteraard nog worden vergeleken met het herbariummateriaal bij Roeland.
Cees Koelewijn