Altijd vermaak

 

Het streven is om het meetpunt Buinerbosje jaarlijks drie keer te bezoeken. Of het er dit jaar van komt is de vraag, want het seizoen kwam (hier) zeer traag op gang en na ons tweede bezoek op 12 november is het maar zeer de vraag of er nog één volgt. In je eentje is het meestal een beetje saai, want plichtmatig bezoek, maar wanneer we er met de werkgroep zijn is er altijd wel het nodige spektakel. Vaak is dat zo bij het ontdekken van weer een oude bekende, maar ook geregeld bij een daar nog onbekende soort. En dat hoeft niet per se een zeldzame soort te zijn.

 

Geert de Vries, die hier een soort verkennersrol heeft (is een bezoek de moeite waard?), meldde vooraf dat er geen of nauwelijks mycorrhizasoorten stonden, maar wat er aan afbrekers kon worden gevonden maakte een inventarisatie vast wel zinvol. Nou scheelt het dat we met een behoorlijke groep waren en dus in een breed front de zaak konden verkennen, zodat weinig onbespied blijft. En daar waren toch nog wel enkele symbionten bij, waarvan de Amandelslijmkop (Hygrophorus agathosmus (EB)) misschien wel de meest exclusieve was. Geert kon het niet nalaten te verhalen over zijn ontdekking van deze soort in 2012 en bij het tellen bij 1843 exemplaren was gestopt, zoveel waren het er. Misschien was het om indruk te maken op twee dames die hij had uitgenodigd om vandaag mee te lopen. Zijn ontdekking toendertijd was vooral opmerkelijk omdat wijlen Henk Pras en ik daar de boel ruim een week eerder hadden verkend en toen nog niets hadden gezien. Zo snel kan het dus gaan! Overigens waren we vandaag met het tellen ervan snel klaar, want het waren er maar drie.

 

Een andere oude bekende, ook een symbiont, was de Kleine sparrenrussula (Russula nauseosa (KW)) die iets meer aanwezig was, maar meer dan 10 waren het niet. Naast enkele vezelkoppen was er nog een mycorrhizasoort, maar dan één van een heel andere orde, namelijk een ascomyceet, en dat betrof de vrij zeldzame Holsteelkluifzwam (Helvella elastica (KW)). Wat opvalt is dat de Verspreidingsatlas meldt dat hij groeit bij loofbomen en dat lees je ook in de Drentse Ecologische Atlas en de veldgids van Dam/Kuyper. In Fungi of Temperate Europe wordt wel gesproken over het voorkomen in zowel loof- en naaldbossen, want in het Buinerbosje groeit hij toch echt bij de Fijnspar. In de literatuur wordt nog gerept over de gelijkenis met de Witstelige zadelkluifzwam (H. latispora), waardoor microscopische controle nodig is. Een blik op de kaart leert dat deze kluifzwam nauwelijks op pleistocene gronden is te vinden, maar juist in het noorden van Groningen en Friesland, Zeeland (Walcheren) en in het fluviatiele district, vooral langs de IJssel. Dan rijst het vermoeden dat dit wél een uitgesproken begeleider van loofbomen en -struiken is.

 

Voor velen was een niet alledaagse soort, de Parasietbeurszwam (Volvariella surrecta), een grote verrassing, zelfs voor Geert die hem kennelijk nooit eerder had gezien. Nou is het niet echt een zeldzame soort (bekend uit ruim 200 atlasblokken) en daarom verbaasde ik me erover dat het voor bijna iedereen pas de eerste keer was dat ze hem zagen. Zelf ontdekte ik hem al in het tweede jaar dat ik me met paddenstoelen bezig hield (in 2001) en zo mooi heeft ie zich nimmer weer getoond, namelijk fris en fruitig bovenop de hoed van een even frisse Nevelzwam (Clitocybe nebularis). Dat leverde een mooie foto op die ik hier graag had geshowd, ware het niet dat door een crash al mijn (foto)bestanden in 2010 verloren zijn gegaan, zonder dat er een back-up van was gemaakt. Het maakte het leven er wel overzichtelijker op meldde ik indertijd… In Nederland komt de Parasietbeurszwam exclusief voor op de Nevelzwam, maar daarbuiten zijn er meldingen dat hij ook is waargenomen op andere zwammen. Specifiek wordt daarbij de Knotsvoettrechterzwam (Clitocybe clavipes) genoemd en diverse ridderzwammen (Tricholoma spec.).

 

Een aardige vondst was eentje die al een tijdlang op mijn verlanglijstje stond, want al vele jaren niet gezien, en dat was de Zilversteelzwavelkop (Hypholoma dispersum (KW)). Ook voor de fotografen was dit een aantrekkelijke soort, want er stonden er een paar mooi bijeen. Uiteraard werd er nog uitgekeken naar een vaste gast: de Vierslippige aardster (Geastrum quadrifidum (EB)) en uiteindelijk werd die ook nog gevonden, maar in een staat dat het leek dat hij al een keer had overwinterd. Ook waren er de nodige parasolzwammen en –zwammetjes, want vergeleken met de kloeke Grote parasolzwam (Macrolepiota procera) is de Kastanjeparasolzwam (Lepiota castanea) maar een lilliputtertje. En er was nog een half vergane Geelbruine wolsteelparasolzwam (L. magnispora) en de Oranjebruine parasolzwam (L. boudieri). Het schelpenpad waar we langs terug lopen leverde deze keer niet echt veel op: altijd wel veel sneeuwzwammetjes (Hygrocybe virginea (GE)) en, toch knap dat zo’n enkel zwammetje werd gevonden, een Dunsteelsatijnzwam (Entoloma hebes). Het was inderdaad een zinvolle excursie met het nodige vermaak.

 

Cees Koelewijn, coördinator

 

 

Amandelslijmkop, foto: Cees Koelewijn archief

Kleine sparrenrussula, foto: Tineke Schwab

Holsteelkluifzwam, foto: Harry Harms

Parasietbeurszwam, foto: Geert de Vries

Zilversteelzwavelkop. Foto: Geert de Vries

Anijstrechterzwam, foto: Geert de Vries

Geelbruine plaatjeshoutzwam, foto: Leo de Vries

Paarse schijnridderzwam, foto: Tineke Schwab

Gewone glimmerinktzwam, foto: Harry Harms

Nevelzwam, foto: Jan de Vries

Goudgele hertenzwam, foto: Harry Harms

Graskleefsteelmycena, foto: Harry Harms

Misvormde Groenwordende koraalzwam, foto: Harry Harms

Klompvoetchampignon, foto: Harry Harms

Rimpelende koraalzwam, foto: Jan de Vries

Holsteelkluifzwam, foto: Jan de Vries

Parasietbeurszwam, foto: Jan de Vries

Zaagvlakinktzwam, foto: Geert de Vries

Zwartwordende wasplaat, foto: Tineke Schwab

Heksenboter, Tineke Schwab

Kastanjeparasolzwam, foto: Harry Harms

Nevelzwam, foto: Geert de Vries

Witsteelfranjehoed, foto: Harry Harms