Het wordt (hard) minder,

 

Vandaag (18/9) stond het Blauwe Bos bij Haulerwijk op het programma waar ik vanuit Roden in een kwartiertje naartoe rijd. Het is een fraai, afwisselend bos waar ons gezelschap zich op sommige plekken vergaapte aan reuzen van bomen. Volgens Harry zouden sommige Douglas- en Fijnsparren met kaarsrechte stammen geschikt zijn om als Grote mast op een meermaster te dienen. Met mijn hoofd in de nek verbeelde ik me iets onder de top ervan in het kraaiennest te zitten, maar met een wee gevoel in de maag richtte mijn blik zich liever op de bosbodem eronder op zoek naar paddenstoelen. En laat de bevolking van Haulerwijk e.o. de opmerking van Harry maar niet horen, want twee jaar geleden leidde een ronduit rigoureuze, grootschalige kap tot een kleine volksopstand. Overigens zie je na een paar jaar, op enkele plekken na, weinig terug van ’de dunning’ die er plaats vond.

 

Eigenlijk had ik wel iets meer animo verwacht om bij dit uitje in Ooststellingwerf (Fr) aanwezig te zijn dan het zevental die ik trof op de parkeerplaats. Met drie dames: Janny K., Wil en, terug van weggeweest, Ipie Pater en vier heren: Harry, Henk v.d. B., Jan de V. en, voor het eerst erbij, Willem van der Bijl mocht ik deze dag op stap. Willem had ik de dag ervoor getroffen bij een inventarisatie van de florawerkgroep van IVN Roden/Norg waarbij tevens oog was voor de mycoflora. Bij een groepje witte zwammetjes bleven we die dag in het veld het antwoord schuldig, maar thuis waren Henk en ik er snel uit, want het was wit, stond op de heide en was trechtervormig. Jawel, het Wit heidetrechtertje (Omphalina mutila (BE). Hoe simpel kan het zijn. Op enkele na waren de paddenstoelen in het Blauwe Bos ook simpel op naam te brengen. Sommige waren dominant aanwezig, je struikelde er bij wijze van spreken over, en dat waren met name soorten als de Gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum), Gewone krulzoom (Paxillus involutus), Parelamaniet (Amanita rubescens) en de Kastanjeboleet (Xerocomus badius). De laatste staat in onze veldgids (Paddenstoelen in Noordenveld) vermeld als Imleria badius, maar die naam is er nog niet officieel aan gegeven. Over deze boleet straks iets meer.

 

Zoals vaker zie je iets waarover we het bij de start van deze inventarisatie hadden: de Kostgangerboleet (Pseudoboletus parasiticus). Geen van allen had hem al gezien, maar deze dag wel en bovendien op twee plekken. Door de droge omstandigheden werd het een moeilijk dagje voor Janny, want ’haar’ myxomyceten gedijen nu eenmaal het best onder natte omstandigheden. Maar zie, Ipie toonde haar toegevoegde waarde door op een stengeltje Struikheide piepkleine dingetjes te zien die later door Janny werden ontmaskerd als het Bol kalkschaaltje (Diderma globosum), een myxomyceet die volgens de Verspreidingsatlas slechts één keer in het Noordelijk deel van Nederland (inclusief Noord-Holland en de Waddeneilanden) is gevonden. De drie andere waren triviale zaken die we tegenkwamen, waaronder de ’Blotebilletjeszwam’ (Lycogala epidendrum), die in goed Nederlands door het leven gaat als  Gewone boomwrat en ook wel Bloedweizwam wordt genoemd.

 

Eigenlijk viel de uiteindelijke oogst op deze dag gezien de warme, droge periode best mee met tegen de honderd soorten. Veelal waren het per soort maar enkele exemplaren, bijvoorbeeld van de Papilrussula (Russula caerulea) en soms was het zelfs maar één, zoals van de Duivelsbroodrussula (R. sardonia). Dat gold ook voor een klein plooirokje die we gelukkig niet over het hoofd zagen. Je hoopt dan op een minder algemeen voorkomend plooirokje, maar ook hier moest ik me helaas tevreden stellen met het Geelbruin plooirokje (Parasola leiocephalus). Boleten zagen we naast de al genoemde Kastanjeboleet vaker. Bij Grove den veel Koeienboleten (Suillus bovinus) en de Bruine ringboleet (S. luteus (GE), bij Lariks de Gele ringboleet (S. grevillei) en bij berken de Bruingrijze berkenboleet (Leccinum cyaneobasileucum) en de Gewone berkenboleet (L. scabrum). Op een heideterreintje diende zich een boleet aan waar ik geen raad mee wist en dus besloot ik er één mee naar huis te nemen. Pas daar kwam het besef wat ik voor me had, want de Melkboleet (Suillus granulatus (BE)) had ik twee jaar eerder tijdens de buitenlandse werkweek in Zweden enkele keren gezien. Ik dacht wel: ”Het wordt hard minder dat je het beeld ervan alweer kwijt was”. In Nederland had ik hem nog niet eerder gezien, hoewel hij wordt omschreven als een vrij algemene soort.

 

Wat ik had nagelaten was er een foto van te maken, er stond nog een exemplaar en misschien wel meer, en daarom toog ik de zondag erna wederom naar het Blauwe Bos. Helaas trof ik ze op de plek waar we ze zagen, bij een Grove den, niet meer, vandaar een (matige|) foto uit Zweden, maar zag er wel een dikke Tijgerslak rondkruipen die wellicht met de verdwijning had te maken. Ik besloot er nog wat in de buurt rond te kijken, want misschien stonden er wel meer. Bij een Grove den iets verderop zag ik mooie, bruine boleten staan die ik niet direct associeerde met de Kastanjeboleet, omdat ik daar ten onrechte weer een beeld van had dat je die niet zo vaak bij naaldbomen ziet en zeker niet op de heide bij een solitaire den. Maar het was hem wel.

 

Cees Koelewijn, coördinator       

 

Klik hier voor meer foto's